De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
(1897)–Hans Bontemantel– Auteursrecht onbekendExtract uyt de resolutiën van de Heren Staten van Hollant en Westfrieslant, in haer Ed. Gr. Mog. vergaederinge genomen op Vrijdach den 24sten Maert 1684.Is nae voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen mits desen te authoriseeren ende qualificeeren de Heeren Burgemeesteren ende Scheepenen der stadt Amsterdam, om in den naeme ende van wegen haer Ed. Groot Mogende te mogen beloven, accordeeren en geven pardon en impunityt aen den aenlegger of eenige en soodanige van de complicen van diegeene, die op het leeven van den Heer Burgemeester van Beuningen, soo gemeynt werd, eenich desseyn hebben willen uytvoerenGa naar voetnoot1), als deselve Heeren Burgemeesteren ende Scheepenen goet, nodich ofte dienstich sullen achten.
Accordeert met de voorseyde resolutie
Symon van Beaumont. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Vide verder de notificatie van het gearresteerde van de Heeren van den gerechte, 22 Maert 1684 en 21 AprilGa naar voetnoot1) desselve jaars geaffigeert, wegens den toelech van Jan van Bancken op den Heer Burgemeester van Beuningen.
De amnestie nae eenige oproer can mede niet vergunt werde dan op resolutie van den souveryne gunst aen de Heeren van de Gerechte, als de amnestie van den jaare 1629, den laesten Januarij gepubliceert, wegens eenige oproerGa naar voetnoot2).
Den Heer Schout en substituyten en haer dinaers vangen alle misdadigers, die ter verser daet daerop bevinden en in besprooke ophoudende huysen aen te treffen sijn, 't sij op diverij, vechten, infractie van bannissement ende diergelijke delicten. De dienders maken yder haer substituyten en die den Schout bekent al wat gedaen hebben, en besorgen de verificatiën der delicten. Den Schout stelt de gevangenen ter examini ten minste voor twee Schepenen en secretares. De beschuldinge sijnde gering, werd op de comfessie aenstonts gedisponeert. Den Schout vraecht, Schepenen hooren de comfessie, examineeren niet, tensij in duistere saaken, tot beeter kennisse; in gevalle yts mocht vergeeten, seggen dat in stillichyt, alsoo den Schout alleen ofte die de plaats representeert, de examen staet te doenGa naar voetnoot3). (p. 61.) De saak van swaerder gewichte werd gebesoigneerd met het meerdergetal, en in noch swaerder delicten ten bijweesen van alle de Heeren. Den Offecier gereet sijnde, doet eysch, en Schepenen geven vonnisse, doch de sententie can niet swaerder sijn dan de eysch, alsoo den gevangen verantwoort tgeen hem ten laste werd gelyt, ten welcken eynde den voor- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||
sittende Schepen den aengeklaegdeGa naar voetnoot1) vraecht, of yts tegen den eysch heeft in te brengen. In geringe saaken blijft de Schout sitten, als den gevangen buyten is gebracht, ten-waer een der Heeren 't anders verstaet. Soo de Heeren oordeelen den eysch niet is conform de delicten en de consequentie swaerder vereischt (alsoo de Schouten somtijts eenichge reedenen hebben door 't gevoel), soo werd den eysch en conclusie in advys gehoude en 't selve bedecktelijck te kennen gegeven. De coorncoopers seer klagende over de diverij, die onder decksel van matschuddingGa naar voetnoot2) gedaen werd, wort een stuerman daerover gevangen. Den Schout Outshoorn doet een soberen eysch; Schepenen houden het in advys; den Schout doet grooter eysch, en werd (den stuerman) daerop op't schavot gegeeselt. De straffe(n) binnenscamers werden meest aenstonts ter excecutie gelyt nae de pronunciatie van 't vonnisse, als: verbot van herberge en hoerhuysen, ontsegginge van de stadt, bannissementen, confinementen in de tuchthuysen, geesselinge etc. etc. De publique straffe, als: op de kaeck, schavot te pronk, geesselinge, brantmerken, onder de galch, bannissementen, confinementen nae de gesyde straffen, werden uytgestelt tot tijtsgelegenthyt. De capitale straffen, ten opsicht der ceremoniën, sal hiernae van gehandelt werden. De straffe aen den lijve | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||
binnenscamers werd ter executie gelyt door een der diners; in dese tijt wierd Jurjaen, knecht van den cipier, daertoe gebruyckt, alsmede tot het pijnige. De publique executie werd gedaen door den scherprechter, uytgenomen die (p. 62.) alleen op de kaeck werden gestelt; ook die werden gebannen sonder verder straffe aen den lijve ende mulcte van een somme gelts, als den 25sten Januarij 1662 in presentie van den gevange (die dan achter den Schout staet) is gepubliceert, ter presentie van den Offecier, een der Burgemeesteren en Schepenen. Van de bannissementen sal verder omstandiger gehandelt werden. De lijfstraffe(n) in de openbaare vierschaer wierden gedaen door den scherprechter, soo de vonnisse sulx meedebrachten, als den 27sten Augusti 1646 sijn David Slachter, Jacob Davits en Lijsbet Sanders door den scherprechter strengelijk gegeeselt in de openbaare vierschaare, ten overstaen van de Heer Schout, allen de Burgemeesteren, dempto Geelvink, en allen de Scheepenen, demptis Roeters, Schellinger ende Andries de Graef. Den 22sten Februarij 1648 is Grietje Albers mede alsoo gegeeselt, als ook Beli Teunes den 14den Juni desselven jaarsGa naar voetnoot1). In de jegenwoordige | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||
marmere vierschare sijn sulcke excecutiën tot noch toe niet gesien. De excecutie in de oude vierschaer (die voorwaer opmerckenswaardich is ten opsicht de(r) haatelijcke practijken) is geweest in den jaare 1651 den 21sten Januarij, volgens vonnisse van Schepenen dato 18 derselve maend, waerbij Willem Breeckevelt van 's GravenhaegeGa naar voetnoot1) werd gecondemneert te staen op de kaecke met een brief op de borst, en daernae in de openbare vierschaer gegeeselt te worden en voors gebannen uyt de lande van Hollant, Zeelant en Westfrieslant den tijt van vijf-en-twintich jaarenGa naar voetnoot2), over het drucken eeniger fameuse pasquillen, insonderhyt dat gedruckt heeft een vals en lasterlijck verdichsel van eenige handel en verbond, dat geslooten soude sijn in den jare 1650 tusschen 't Parlement van Engeland en dese stadt in 't parteculierGa naar voetnoot3), | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||
daer de heeren Bickers de voornaemste van soude(n) geweest hebbe, sijnde een versiert, oproerich en trouweloos en godtloos verdichsel, 't welck gedurende de gemelde beleegeringe onder de gemeente werd gestroyt; dat heeft gedruckt: Bickers valGa naar voetnoot1), ende kennisse gehadt dat sijn broeder Jan tot Lyden had gedruckt: Bickers lourencransGa naar voetnoot2), alle vuyle en injurieuse pasquillen. Aytsma stelt het gemelde verdichte accoort in sijn Herstelde Leeuw niet; maer vermaent daervan in de verklaringe van den Heer Cornelis van Aerssen, Heer van Somersdijk, die sijn Eedelhyt heeft gedaen ter vergaderinge van hare Edele Groot Mogende, wegens de fyten, voor en in de belegeringe deser stadt gedaen, versoekende in de amnestie gecomprehendeert te werde, als oock in het 3de deel in folio, het 31ste boeck, fol. 587 te sien.
(p. 63.) Den Officier meenende uyt de beschyden ten lasten van den gevange gevoecht te sijn tot scherpe examen, versoeckt en werdt beraempt een precysen tijt. Alle de Heeren Schepenen ofte het meerdergetal van dien compareerende, stelt den beschuldichde in de pijncamer voor, verhaelende in substantie de beschuldiginge en waerop deselfde is gefondeert en 't geen op de examinatie is geantwoort; en werd veeltijts die door den secretares geleesen. Den gevangen blijvende bij het ontkennen, versoekt (den Officier) aen Schepenen, dat bij vonnisse desen gevangen mach gestelt werden in sijn handen, om door pijninge de waerheyt te doen bekennen. Den patient volhardende int ontkennen, wert buyten de camer gebracht en den Schout gaet in het vertrek van den cipier. Schepenen gedelibereert hebbende, werden partijen weder binnen geroepen; den Officier geseeten sijnde, vermaent het vonnisse, waerop den voorsittende Heer het geconcludeerde pronuncieert, seggende: Schepenen stellen dezen gevange in handen van Mijnheer den Schout N.N. om | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||
door pijningen de waerheyt te doen bekennen, of: Schepenen ontseggen den Heer Schout sijnen eysch. In 't laeste (geval) wert veeltijts den gevangen opgeslooten en 't vonnis uytgestelt. Soo den eysch is toegestaen, werd op ordre van den Schout aenstonts alles tot de torture gereet gemaekt. (Mr. P. Bort in sijn Appèl omtrent criminele saakenGa naar voetnoot1) syt, dat op deese vonnisse geen appèl wert toegelate. Vide fol. 71.) Den patient, soover nodich is, ontkleet op de pijnbanck geset, de scheen- of duymschroeven en somtijts alle byden aengedaen, de gewichten aen de groote teenen gehecht, de touwen aen de handen gebonden, om van achter ofte voor opgehaelt te werden, en de roeden gereet leggende, voegt den secretares met pampier en inkt sich bij den gecondemneerde, en omringt sijnde van den Schout en (p. 64.) Schepenen, doet den Heer aenklager een stichtelijcke aenspraak, de straffe der sonde voor oogen stellende, met versoek te willen comen tot bekentenisse sijner klaerblijckende en meenichmale voorgestelde boose fyten. Soo halsterck blijft ontkennen, wort een doek voor de oogen gebonden en een aenvang gemaakt met de scheen-of duymschroeven, door welcke pijn, sterck aengeschroeft sijnde, veelmale de misdadiger tot bekentenissen wort gebracht; waerop de schroeven afgedrayt sijnde, werden de kuyten bevonden de waefels gelijk te sijn. De patient met de aengeschroefde instrumente sittende, en niet comfesseerende, versoekt den Schout aen Schepenen den gevangen te mogen laaten ophale, twelck meest achterom werd gedaen, tot soo hoog dat de gewichten, die aen de groote thoonen vastgebonden sijn, met het touw van de vloer drijven, en wort somtijts alsoo hangende met roeden gegeeselt. Men heeft gesien in den jaare 1654 een, die van paerde- en beestediverij klaer en door blijckelijke verificatiën sijnde beschuldicht, als gesyt is gepijnicht, en alsoo hangende de gewichten van de teenen schudde, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dat die lang de camer rolde, stond de torture door en is nae eenige dagen uytgelaten. (p. 65.) Als Schepenen oordelen het pijninge hoog genoch te sijn, is den Offecier gehouden den gepijnichde te ontbinden. Soo hij comfesseert, werd het door den secretares opgestelt, (en den patient) neergelaten en aenstonts, of wel daernae, aen de bali gebracht, en het gecomfesseerde voorgeleesen sijnde, vraacht den Schout, of de bekentenisse alsoo waerachtich is en daerbij persisteert. Waerop geantwoort hebbende van ja, werd hij weder opgeslooten en door den cipier besorcht van salve om, so het nodich is, de gereckte leeden te versachten. Soo het gecomfesseerde geen dootstraffe medebrengt, werd somwijle aenstonts de gepijnichde weder binnen gebracht, op den eysch vonnisse gevelt, gepronuncieert ende ter excecutie gelyt, als bannissementen of confinementen voor eenige tijt van jaren, ofte anders werd gewacht tot naerder gelegenthyt dat het schavot sal werden gerecht, in welcken gevallen het vonnisse soolang werde uytgestelt, ook wel gevonnist en de excecutie soolang verschoove. Maer de saake dootstraffe medebrengende, sal naerder van gehandelt werde. Alhoewel de preparatiën tot de torture veel en schrickelijk sijn, soo werden evenwel selden tot het uyt-terste gebruyckt dan in de swaerste delicten en daer deselve soo klaer blijcken als de son op den middach, (p. 66.) en niet anders en manquere dan de comfessie selfs om tot de straffe te comen, volgens de gewoonte van den lande; en alhoewel de meeste criminalisten van gevoele sijn, dat men tot de scharpe examinatie niet moet come, tensij op de bekentenisse notoirlijk de dootstraffe volcht, soo is echter de practijque anders, en de Schouten meenen uyt het placcaet van den jaare 1614 gevoegt te sijn de torture op vagabonde, dieven, huysbreeckers, gewel-denaers, veelmalen gevangen, gegeeselde, gebrantmerckte en andere van quaet leven te mogen eysschen en dryge, waervan eenige exempelen volgen en de comfessieboeken veel van spreeken. Eenen genaemt Hairecammer en sijn vrouw, Geesje genaemt, zijn den 24sten Februarij 1668 beschuldicht, door veel tuchtelingen uyt byde huysen, van omtrent de t'ses- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||
tich partijen gestoole goederen aen haer vercoft te hebbe. Den heer Offecier Witsen haer niet connende tot bekennen brengen, versoekt te pijnige; vijf heeren niet van één gevoele sijnde, alsoo twee waren pro en twee contra, den vijfde helde (volgens gewoonte als de stemme steeken) aen de sachte cant, maer naerder daerover gedelibereert werdende, viel aen de opinie van den president, soodat wierden overstemt. De man is daerop aenstonts (p. 67.) ter torture gebracht en de scheenschroef aen het rechterbeen toegedrayt en daernae aen de slincker, waervan nae een schrickelijck geluyt in swijm viel; weder becomen sijnde, belaste den Schout de schroeven voort toe te drayen, doch bleef ontkennen, soodat Schepenen oordeelde(n) de gepijnde los te laten. Aen de baly gebracht sijnde, heeft den Heer eysscher versocht, dat Schepenen geliefde(n) bij definitive vonnisse den gevangen te condemneeren gebracht te werden op 't schavot, daernae strengelijk gegeeselt sijnde te werden gebrantmerck en ses jaren gebannen en in de costen en misen van justitie; met meerderhyt der stemmen is gecondemneert in de costen en misen en de verdere eysch ontsyt. Over de costen vielen veel consideratiën; want, schuldich sijnde, moste werden gestraft en dan hebben de costen en mise plaets; maer niet connende overtuycht werde, can niet gestraft nochte de costen plaats hebben, te meer alreede een swaer lijden had uytgestaen. Daernae is sijn vrouw Geesje voorgebracht, die alles ontkende ende syde haer beschuldigers noyt gekent te hebbe; waerop met starcke drygemente is aengetast van ter pijnbank gebracht te werde; waernae den Schout niet veel seggende, de patient buyte gebracht sijnde, is verstaen op hanttastinge van t' allen tijde te compareeren, geroepen sijnde, uyt te laten gaen, mits betalende de coste en mise. (p. 68.) Harmen Fijkes, een scheepstimmerman, hebbende sitten drincken met een zeecapityn van den Coninck van Denemarken, volcht den capityn van achteren, treckt hem bij de mantel; die omsiende, geeft een snee in de wang; gevangen sijnde, syt den capityn het fyt den patient aen in facie en lyt een verklaringe, die bij eede sterckt, over, als dat het dezelfde man is, daermede heeft | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gedronken, en sonder questie gehat te hebben op straet is gevolcht en van achteren door deselve alsoo de sneede becomen te hebben. Den Schout Witsen lyde noch een verklaring over onder eede van een man, daer den gevange tegen had geroemt van sulk een couragieux fyt gedaen te hebbe. Ontkent alles. Den Offecier wert toegestaen, bij vonnisse, te pijnige; is gebracht ter scharper examinatie, de schroeven op de scheenen toegedrayt, achterom opgehaelt met de gewichten aen de toonen, en alsoo hangende met roede gegeeselt; waerop swijmt en in 't neerlaaten bekent alles. Den 14den September 1668, present de Heer Schout en ses Scheepenen, is gecondem- (p. 69.) neert met een mes boven het hooft op 't schavot strengelijk gegeesselt te werden en vier jaren geconfineert in 't tuchthuys, waerop den vijftiende de excecutie is gevolcht. Eenige Heeren meende(n), dat behoorde een snee in de wang gegeven te werden, andre dat het aengesicht noyt door vonnisse behoorde geschent te werde. De eerste behulpen haer met de exempelen van Cristiaen Kreen en Barent Jurjaense, die byde in den jaeren 1645 en 1648 sijn gegeeselt, de wang opgesneeden en de eerste gebannen, den andren geset in't tuchthuys. De andre Heeren brachten bij de exempelen van Hans Croes, 18 Augusti 1646 gegeeselt en gebannen; Adriaen Janszoon, 12 Junij desselven jaer gegeeselt in't tuchthuys en gebannen; Jan Janszoon van Marken, in 1647 gegeeselt met het mes boven het hooft, en Claes Kempen, die een vrouw moetwillich in de wang had gesneeden, was gecondemneert gegeeselt te werde en twintich jaaren gebannen. Mari Jans, toegenaemt Bruyne Mari, beschuldicht sijnde door Spinhuys-Trijn en Bely Bof, geconfineerde int spinhuys, van veel onbehoorelijke, dartele en onbeschaemde werken gedaen te hebben, is door scheenschroeven tot bekentenisse gebracht. (p. 70.) In den jaare 1661 sijn meede eenige cooplieden, als Louwies Trip, naederhant Burgemeester en Raat en Bewinthebber der Oost-Indische Compagnie, Lucas Scholten en N. Boucart door brieven belast eenige merckelijcke somme gelts op seeckere plaetsen in een | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||
beurs te hangen, op drygementen, soo sulx niet en deeden, dat niet lang soude(n) leven, maer omgebracht werde. De eerste plaes was op Sinte Licyen burgwal tussen de huysen; de tweede op de Westermarckt in de kooker van een boomGa naar voetnoot1). En alsoo diergelijke in deese landen noyt was gehoort, is groote naerstichyt daerom gedaen, en den 3den Februarij desselven jaars bij notificatie en affictie van billjettenGa naar voetnoot2) yder genoot deselve soecken machtich te werden, op een recompense van duysent silvere ducatons, soo die in den rechte can brenge. Maer daer is nimant van gevange. Den eersten Januarij 1670 heeft den Offecier Hasselaer een sijner gevangens beschuldicht veel valsheeden gepleecht te hebbe, ende dat een brief geschreven soude gesonden sijn aen Adriaen van Delft, wonende omtrent Breukelen, waerin werd gelast een merkelijke somme gelt te legge op een gespecificeerde plaets onder eenige groente aen de voet van een boom, en soo sulx niet deede, dat haest om den hals sal gebracht wese. Ende alsoo sulx ontkende, wierd gedrycht van scherpe examinatie te sullen versoeke; ende alsoo volharde in de ontkentenisse, versocht (den Offecier), dat door vonnisse mocht gestelt werden | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||
in sijn E.E. hande. De Heren Cornelis Backer en Willem Blauw, haer beswaert vindende daerover te delibereeren, sijn nae boven in Scheepenebank gegaen, ende alles omstandelijck gerapporteert hebbende, is verstaen op den eysch van den Schout niet te resolveren, en door den secretares (alsoo met veel swaere vals gemaakte obligatiën wierd beschuldicht, en bekende, waerover met den swaerde is gestraft) in 't comfessieboek op den gemelden ysch te laten stellen, dat Schepenen den eysch van den Heer Schout houden in advys. Daer sijn speculatiën, (p. 71.) of den gevangen, soo de twee Heeren den eysch hadden toegestaen, sich soude hebben connen beroepen op het meerdergetal van Schepenen. Oock werden veelmale discourse gehouden, of de infameerende en lijfstraffen in de boeijen ofte binnenscamers, gevonnist bij 't minder-getal van Schepenen, de reauditie aen 't meerdergetal subject sijn, ter oorsaecke veele aenstonts ter excecutie gelyt werden en daerdoor niet reparabel of te herstelle sijn, en de vonnisse, die uytgestelt en openbaer geëxcecuteert werden, de resumptie bij 't meerdergetal werdende gedaen, veelmaele bij alteratie vermindert en oock wel verswaert sijn; doch meest werden die gelaten als in de boeijen sijn gewesen en alreede bij den secretaris geëxtendeert. Ende alsoo de civile straffen op de Schoutsrolle de reauditie onderworpen sijn, welcke tegen de infamerende ende lijfstraffe niet te vergelijcken sijn, soo hellen de meeste daerheenen, dat de gecondemneerde bij 't mindergetal van Schepenen en daer de excecutie aenstonts op staet te volgen, de reauditie aen't meerdergetal, des versocht werdende, niet behoorde gewygert te werden.
(p. 72.) De publique excecutiën op't schavot door den scherprechter werden gedaen in volgende manieren. De vonnissen, door Schepenen gewesen op den eysch van den Schout of desselfs stedehouder en de comfessie en verantwoordinge van de gevangenen, in tamelik getal geklommen sijnde, of om andere voorvallen dienstich werdende geoordeelt het schavot te werde(n) gerecht, werd daertoe den dach vastgestelt met communicatie van Bur- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gemeesteren, en besorcht dat de uytgestelde en bij provisie gebrachte in de tuchthuysen overgehaelt werden om gesententieert te werde. Smorgens op den gestelden dach comen de Schout en Schepenen goettijts boven; het gebet gedaen en den Schout uyt Schepenencamer gegaen sijnde, (p. 73.) werden de sententiën door den secretares geleesen en geresumeert, daer somwijle eenige veranderingen in werden door verlichtinge of verswarenisse gedaen, doch meest werden die gehouden voor gearresteert. Soo eenige abuyse door den secretares mochten wesen in de extentiën gestelt, werden die gecorrigeert. Den Offecier op versoek weder binnen gecome sijnde, werden de gecondemneerdens door de substituyten binnen gebracht en voor of aan de baly gestelt. Den president van Schepenen syt, naedat het vonnis door den Schout is vermaent: Schepenen geven voor vonnisse als door den secretares ter puye af sal gelesen werden. Daerop werde de gecondemneerdens gelyt in de justitiecamer (in het oude stadthuys genaemt de Zegelcamer); Schout en Schepenen gaen bij Burgemeesteren; tot het luyden van de klok werd ordre gegeven, soo de excecutiën met bannissementen sijn vermengt; geen bannissement werd geen klock geluyt; het luyde(n) ophoudende, gaen de Heren in de publicatie-galderij en werd de roede van justitie uyt het venster, daer den Schout staet, gesteke en de gevangenen achter (p. 74.) de Heren gestelt sijnde, leest de secretares de sententiën, de scherprechter acht nemende wat te verrichten heeft; werden weder gebracht in de justitiecamer, door den scharprechter afgelyt op 't schavot, ten dien eynde opgerecht, en gestraft ingevolge van de sententiën. Die ontfange hebbende en weder bove comende, valle veele op haer knieën, de Heeren bedanckende voor het genadich recht. Alles verricht sijnde, werd de roede van justitie ingenome en weder in Schepenencamer gebracht, waerop de gemeente verschoyt en de geëxcecuteerdens of buyten de stadt of in de tuchthuysen gebracht of anders nae de vonnisse medebrenge.
De excecutiën ter doot werden door meer omstandicheeden verricht. Den Offecier becomen hebbende, of | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||
door vrijwillege of door pijnige, de confessie, daerop van meninge is capitale straffe te eysche, laet de examinatiën, bekentenisse en 't geen verder meent dienstich tot den eysch te sijn, copieeren en stelt die Burgemeesteren en Schepenen ter hande, om tege den onderlinge bestemde tijt yder sijn speculatiën daerover te connen laten gaen, en de ongeruste, als de fyten twijffelachtich en intricaet sijn, met brave mannen en rechsgeleerde te moge consuleeren. Juvenales syt in sijn thiende deel der berispingeGa naar voetnoot1) seer wel: dat de menschen wel genegen sijn tot de authorityt om te doode, maer doen het niet gare. (p. 75.) Op de bestemde tijt comen de Heren in de pijncamer, den Schout en Schepenen sitten aen de lange bank en Burgemeesteren of eenige van deselve in het gestoelte daertegenover. De achtersijde van 't Stadhuys.
Den Schout syt, naedat het gebet is geleesen bij den secretares, door een corte aenspraeck de reede, waerover de Heren heeft versocht te vergaederen, en of gereet sijn, den delinquante binnen gecomen wesende, den eysch en conclusie te hooren. Den voorsittende Schepen aen Burgemeesteren en Schepenen daerop omvraech gedaen hebbende, werd den patient binnengebracht en aen de baly gestelt. De bedreven fyten door den Schout voorgedragen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||
en de confessie door den secretares geleesen sijnde, wert door den Schout gevraecht, ol daerbij is persisterende; geantwoort hebbende, dat bij sijne gedane bekentenisse persisteert, gaet den Schout voort, doet eysch, verwacht vonnis, stelt die ter excecutie, als bij het volgende te (p. 76.) leesen is, daer alle de ceremoniën ter hoger vierschare bij sijn af te meete. In de maendt Mey 1669 hebben de Heeren Burgemeesteren door den president Bontemantel (alsoo den Offecier Gerret Hasselaer buyten de stadt was) Schepenen gecommuniceert een missive van de magistraet tot Hamburg, waerin bekent maken, dat aldaer gevangen hebben eenen Marten Muller, over het uytgeve van eenige valsche ducaten, seggende die becomen te hebben voor eenige laakenen van eenen Jannes Cristiaense, wonende tot Amsterdam in de Cattenburchstraet in No. 7, versoekende daernae geinquireert te werde om achter de waerheyt te come, en dat met den eersten antwoort mochten erlange. Schepenen hebben de brief, die in Hoochduyts geschreven was, door den clerck ter secretary Roodenburg doen translateeren, ende laten vernemen door den gesyden clerck, of aldaer soodanige afgebeelde man woonachtich was; waerop het rapport hebbende gehoort van ja, sijn Schepenen savons ten thien euren met den substituyt Voerknecht en een goet getal diners naer Cattenburg gegaen en het huys van achteren op de onbeboude erven beset; van voore aengeklopt en niet opengedaen werdende, (p. 77.) is gesonde om een smit, alsoo versuymt was een moker mede te neme, en hebbe de deur opgeslage; Schepenen, in huys comende, vonde op de plaats een ladder tegen de muer opgerecht en verstonde uyt de bueren, dat over de daeken was klim(m)ende. De vrouw was mede wech, doch door een der Heren in een buerkelder bekent werdende, is wech geraakt; hoewel naarstich wierde gesocht, is echter niet te become geweest, soodat wierde goetgevonde aen de gemeente bekent te maake, dat wie de gevluchte weet aen te wijse, sulx dat die in hechtenis raakt, daerover soude betaelt werde hondert silvre ducatons, en die de vrouw can becomen hondert guldens, en sijn vorders vertrocken, in 't huys latende twee dienders. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Smorgens is op ordre door den notares Westfrisius al 't geen in huys was geinventariseert, en gevonden in de thuyn een kisque, 't welk opgeslage sijnde, daerin wierd gesien eenige instrumenten en stempels, dry valsche ducaten, eenige valsch gemunte rijxdaelders en een ducaton, dat aenstonts op 't stadthuys wierd gebracht. Schepenen daerdoor als verseekert sijnde den gevluchte een valsche munter te wesen, hebben niet willen naelaaten vorder te (p. 78.) vigileeren om deselfde in hechtenisse te crijgen, sonden de substituyten en dienders vooraf en volchde(n) collegialiter. Den substituyt Voerknecht wierd onderweech door een vrouw in 't oir geluystert, dat boven een brootbacker in deselve straet op de hoek van de dwarssteech onder de spaenders lach verborge. Schepenen hebben de substituyten nae bove gesonde, die de spaenders omroerde, desen Jannes Cristens daeruyt gehaelt en op de voorcamer, daer de Heren waren, gebracht. Den president vraechde, of hij was Jannes Cristiaense van Hamburg; syde ja, en een valsche munter te wese; verder ondersocht sijnde, of eenen Marten Mulder, aldaer woonachtich, kende, syde van ja, en door hem beklapt te wese. In de boeye sijnde, heeft den voorsittende Heer ten overstaen der Heeren (hem) aenstonts geëxamineert; alles wierd ordentelijk beantwoord en bekende meerder dan gevraacht wierde, onder andere dat 2 marken lupsGa naar voetnoot1) de ducaten coste:
(p. 79.) Den Heer Schout Gerret Hasselaer thuys gecomen sijnde, is door den presideerende Schepen ten overstaen van Schepenenbanck het gepasseerde gerapporteert, die vervolgens de examinatiën gedaen en verdere confessie becomen hebbende, heeft met onderling concert van Burgemeesteren en Schepenen den tijt beraemt om den gevangen voor te stellen. De Heeren op den ge- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||
stelde tijt in de pijncamer gecompareert sijnde, den patient aen de bali gebracht, de bekentenisse voorgeleesen en gepersisteert hebbende, heeft den Schout, naer een cort verhael der gedaene fyten, aen Schepenen versocht, dat desen gevange mach door hare Eedele Achtbaerheeden bij definitief vonnisse gecomdemneert werde om gebracht te werde op 't schavot, tot dien eynde voor het stadthuys deser stede op te rechte, en aldaer sijn rechterhant afgekapt, met den swaerde gestraft dat de doot daernae volcht, het lichaem op een radt gelyt en het hooft op de staak gestelt, tot afschrik der boose fyten, om van de vogelen gegeeten en van de lucht verteert te werde, met confiscatie sijner goederen. Den president van Schepenen vraechde den patient, of yts tegen den eysch van den Heer Offecier had in te brengen tot verschooning, doch viel op sijn knie en versocht een genadige sententie. Den Offecier buyte staende gaet in 't vertreck van den (p. 80.) cipier, en den gevange wechgelyt sijnde, heeft den voorsittende Schepen afgeeyscht het advys der Burgemeesteren van stadts wege; die eenparich van gevoele waaren en den eysch en conclusie van den Schout toestonden, dewelcke voor haare E.E. advysen van stats wegen (hebbende adviseerende en geen concludeerende stemmen) sijnde bedankt, is den president Bontemantel voortgevaare en heeft versocht het gevoele van den tweede voorsittende Schepen, die syde: den Heer president gelieft eerst te adviseeren. Daerop ten principale syde, dat de straffe der valsche munters veel en divers sijn beschreven door de criminalisten: den een, dat behoorde in de oli gesoden, den andren verbrant, hant afgecapt en gehangen of met den swaerde gestraft te werde. Vrieslant syt in een haerder oude wetten: den dootslager het swaert, den moordenaar het radt en den valsche munter de keetel; het Sticht Utrecht: den schroyer vant gelt de galch en den valsche munter het vierGa naar voetnoot1). Ende alsoo | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||
niet bekent is in dese landen, wat straffe die specialijk moeten aengedaen werde, dat sich oversulx keerde nae de practijque deser stadt, als bij de vonnissen en excecutiën van Hendrik Stike, Gerret de Burg en Harmen Crom, den 8sten Augusty 1620 en den laaste den 18den October 1636 is te sien, dat is: met den swaerde te straffe en de goedren geconfisqueert, en daerom soude het afcappe van (p. 81.) de hant excuseere; maer gaf in bedenke, of niet eenige instrumenten publiq soude connen eerst ten aenschouwe der gemeente gebrooken werde en de onbreeckelijke voor Schout en Schepenen soo onbruykbaer gemaakt, dat daer niet meer valshyt can mede gedaen werde door die deselfde soude mogen in hande krijgen, te meer de generaels van de munt door haare missive, date 25 deser, uyt Den Haach daerom hebben geschreven. Corver voechde sich met hetselfde advys, uytgenomen het publiq breeke eeniger instrumenten, om geen confusie in den scherp-rechter te veroorsaake; Roetert Ernst: aen een staak geworcht, nae de hant sal afgecapt sijn; Geelvinck: het swaert; Cornelis Backer: het swaert, en instrumenten in 't parteculier te breeken; Cloek: hant af te cappe, aen een staak geworcht en daernae geblaakert; Gïootenhuyse: 't swaart; Graeflant: aen de pael geworcht; Willem Blauw: 't swaert. (Soo den Offecier sijn eisch had gedaen als eenige heeren adviseerden, soude den delinquant ander versoek hebbe connen doen. Of de condemnatie swaerder | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||
mach sijn dan den eysch, is hiervoore van gesprooke.) Den president concludeerde door de meerderhyt der stemmen, dat den gevangen sal gestraft werde met den swaerde datt er de doot nae volcht, 't lichaem aen de (p. 82.) Volewijk gelyt te werde op een radt, het hooft op de staak, de goederen geconfisqueert en de instrumenten ten overstaen van Schout en Schepenen onbruyckbaer te breeken. Het vonnisse den 28sten Mey 1669 alsoo gearresteert sijnde, ter presentie van de Heeren Burgemeesteren Pancras en Riael, door alle de Schepenen, is den Schout versocht, door den president van Schepenen, weder binnen te staen en heeft het gearresteerde sijn E.E. bekent gemaeckt, (met versouck) den gecondemneerde op te sluyten en verders tot de excecutie alles te vervaerdige. Den dach tot de excecutie vastgestelt sijnde, is den Schout op Hemelvaersdach, sijnde den 30sten derselver maent, smorgens nae de predicatie met de Heeren Geelvinck en Grootenhuyse, daertoe gecommitteert, Bontemantel, Roeters en Backer uyt curieushyt, uyt Schepenecamer nae beneeden gegaen; op de plaas hebben vinden staen Jan Corsse, die terselver tijt over een manslach was gecondemneert mede onthalst te werde, en den valschen munter Jan Cristiaense. Den Schout heeft de twee gecommitteerde Schepenen versocht te wille kennisse drage, en heeft aen Jan Cristiaense gesyt: ick dachvaer u tegen morge ter hooger vierschaer om een dach van den Hoochste te legge, en dat ick u voort vermaen, dat ghij u beryt tot sterven; 't welck in gelijke woorden gesyt hebbende aen Jan Corsse, heeft aen den secretares Schaap gelast 't selve aen te teeckenen daer't behoort. De gedachvaerden sijn gebracht in de pijncamer, alwaer vonden dominé Kieft en een siecketrooster, om de patienten tot een cristelijke boetvaerdich eynde te vermanen. Den dach daeraenvolgende, sijnde Vrijdach, sijn Schout en Burge- (p. 83.) meesteren en Scheepenen met de bloetrocken op't stadthuys gecomen; welcke rocken sijn van swart laaken, een satijne bef en opslagen, bijnae in maniere als de raatsheeren aen hebben, als ter audientie op de rollen sitten; over de slincker schouder van voore tot | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||
achteren neder is genayt een root fluweele reep, daerop silvere cruysen op swart felp, aen wedersijde aen't ende een schilt, daerin 1595,
dry en dry bij den andren, sijnde het wapen deser stadtGa naar voetnoot1). Dit is de reep, die Burgemeesteren en Scheepenen, afgaende, de aencomende overgeeven, daer in't ontslaen van Schepeneneet naerder (van) sal gehandelt werde. Schout en Schepenen in haer camer sijnde, is het gewoonelijk gebet gedaen, en den Offecier vertrocken sijnde, werd(en) door den secretares de geëxtendeerde vonnissen geleesen en geresumeert. De twee capitale gevangenen in de vierschaer gelyt wesende, sijn Schout en Schepenen mede daerin gegaen; den Offecier plaets hem in't midde, Scheepenen aen wedersijde, te weten den president aen de rechter en voors over en weder; de roede van justitie in de hant hebbende, syde: president-schepen Hans Bontemantel, ick vermaene het vonnisse wegens de Heeren Staaten van Hollant en Westfrieslant, of het hooch genoech op den dach is om vierschaer te spannen, recht en justitie te administreeren naer ouder costumen en pri- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vilegie deser stede? Den president antwoorde: Mijnheer Schout Gerret Hasselaer, ick verklaare dat het hooch genoech op den dach is om vierschaer te spannen, recht en justitie te administreeren naer ouder costume en previlegiën deser stede; daerop vraecht den Offecier de verdere Heeren, noemende deselve bij de namen: wat syt N.N.? die daerop antwoorden: hetselve. Doen sach den Schout nae bovene, alwaer Burgemeesteren uyt het venster (daertoe geordonneert) laegen, en syde: wat seggen Burgemeesteren van stats wegen? Nae becomen advys van 't selve, deede de twee patienten dicht voor hem staen en verhaelde de quade geconfesseerde misdaden en versocht aen Schepenen, dat geliefden dese twee gevangenen te verklaren bij definitieve vonnissen te sijn kindren des doodts. Daerop sijn Schepenen in ordre gegaen bij Burgemeesteren, haer plaetsende aen de linkersijde in't ronde, den secretares wat van ter sijde. De president van Schepenen syde, dat den Heer Hasselaer ex offitie versoekt, dat de twee gevangenen bij Schepenen definitieve vonnissen mogen werden verklaert te sijn kindren des doots. Burgemeesteren haer advys van stats wegen geuyttet hebbende van geen consideratiën op den eysch te hebbe, waaren Schepenen van 't selve verstant. Sooals in ordre Scheepenen opgecomen waren, sijn wederom in de vierschaer gegaen; geseeten sijnde, heeft den Offecier het vonnisse vermaent, waerop den president syde: Schepenen verklaren dese gevangenen te sijn kindren des doots. Daerop deede den Schout sijn eysch op wat maniere die gestraft sullen werde, in substantie als den eysch ter pijncamer gedaen had. Doen sijn Schepenen, van onder op, (p. 85.) wederom nae Burgemeesteren gegaen met den secretares, en heeft den voorsittende Heer Scheepen Burgemeesteren van stadts weegen en Schepenen haer advys op de maniere van straffe afgeeyscht, waerop Scheepenen geconcludeert hebbende als in de sententiën staet uytgedruckt, sijn de Heeren, van de jongste af, weder nae beneeden ter vierschaer gegaen; geseten sijnde, vermaende den Schout het vonnisse aen de onderaen sittende Schepen, die daerop syde: Schepenen geven voor vonnisse als bij den secretares sal geleesen werde. De gecondemneerdes | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dicht voor de stoel geset, sijn de vonnissen geleesen. Doen sijn Schout en Scheepenen en secretares in Burgemeesterencamer gegaen en de patienten gebracht in de justitiecamer, alwaer de andre gecondemneerde gevangenen onderwijl gelyt waren. Daerop ordonneerde(n) Burgemeesteren de klock te luyden; die ophoudende, gingen de Heeren in de publicatie-galderij en werd de roede van justitie uyt het venster van den Offecier gesteeken, de ordenares gevangenen gestelt achter de Heeren, dicht bij den secretares, die alle de vonnissen ter puye afpubliceerde. Onderwijle wierde(n) cussens gespryt in de justitiecamer, daer alle de Heeren, den predicant, de twee patienten en eenige omstanders op knielde(n); het gebet gedaen sijnde, gingen de Heeren weder op de publicatie-galderij; een wynich daernae is den scherprechter met Jan Corsse op 't schavot gecomen, en deselfde onthalst sijnde, is Jan Cristiaense mede alsoo geëxcecuteert. De laeste wiert wat te hooch getroffen aen 't hooft, en voors met het swaert afgesneede sijnde, is door de soon van den scherprechter aen de gemeente vertoont. De verdere gecondemneerde gestraft sijnde, is de roede van justitie ingenomen. Bij dese, als gesyt, connen alle capitale straffe afgenomen werden, als ook de stijle der vonnissen bij de volgende extentie: (p. 86.) Alsoo Johannes Christens Ertnian van Wensrëussel in Jutland, out in de 30 jaren, jegenwoordich gevangen, schrijnwerker sijns ambachts, buyten pijne en banden van ijsere in judicio vrijwillichlijk bekent ende beleden heeft, en mijn Heeren van den E.E. gerechte ook gebleken is, dat - nyttegenstaende zoo bij de Roomsche rechten, als de gemene observantie en costume aller landen ende specialijk bij de placcaten van de Hoog Mogende Heeren Staten Grenerael der Verenigde Nederlanden, alle muntvervalsinge, conterfeytinge, hegemunterijeGa naar voetnoot1), bij de- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||
welcke de goede munte in quader ende snoder wert getransformeert, mitsgaders alle particuliere muntslach zoo van uytheemsche Vorsten als deser landen op de hoogste straffe zijn verboden, zoo omme te mainterieren 't recht ende de souveraine macht, die de hoge Overicheid in't stuk van de munte alleen competeert, als omme voor te comen ende te verhoeden d'overgrote schade ende interest, die de goede gemeente en principalijk de cooplieden door de mutuele commercie ende trafijcken met andere naburige landen en koningrijken daerdoor souden mogen comen te lijden - hij gevangen, omtrent achtehalf jaren geleden tot Hamburgh sich begeven heeft tot het practiseren van valsche munt, beginnende eerst met het maken van valsche Deense stuyvers, daertoe hij de nodige instrumenten selfs inventeerde, welcke stuy vers hij dan onder de gemeente distribueerde ende uitgaf; 't welck hij gevangen (p. 87.) eenigen tijd gecontinueert hebbende, voor vierdehalf jaer tot Hamburg voorseyt kennisse heeft gekregen aen 2 joden, den enen Joseph, ende den anderen Ruben genaemt, jegenwoordich woonachtig (zoo hij niet anders en weet) tot Wansbeeck, dewelcke hem gevangen voorhielden, dat hij meerder vordre soude doen met het maken van valse ducaten, makende contract met hem, dat sij hem die souden afhandelen tot vier mark lubs het stuck, vertonende hem vervolgens een valse ducaet, en hem onderrichtende op wat manier hij die soude cunnen namaken; dat hij gevangen daerop door middel van een ijsere schroef en 2 stale stempels (daer hij alleen het mannetjen ofte wapen van de ducaet op hadde laten snijden, want de letters ende rand wist hij self te snijden) diverse valse ducaten heeft geschroeft, wel tot dusend in't getal en meer, die de joden voor ⅔ van hem overnamen, comende de specie hem gevangen omtrent te costen 2 mark lubs ofte ⅓ part van 5 gulden; dat sijn gevangens vrou, Maddeleen Rijmers van Holsteyn, ook somtijds hier en daer een ducaet onder de gemeente heeft uytgegeven, uit welcke oorsaek sij ook 2 jaren geleden aldaer in hechtenisse is geraekt, vluchtende hij gevangen naar Brunswijk; dat hij gevangen, alsdoen van meninge zijnde (zoo hij zegt) uyt die quade practijcq te | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||
scheiden, van een coopman tot Hamburg woonachtich, (p. 88.) genaemt Marten Möller, die door sijn swager Lucas Eding kennisse van sijn gevangens doen hadde becomen, als breder bij 't register van sijn confessie staet vermelt, is aengesocht geworden om een grote quantiteit dubbelde valse ducaten voor hem te slaen, ende met denselven is veraccordeert, dat hij hem soude leveren 273 stuckx, daervoren ditto Müller hem in goede specie soude betalen 620 rijxdaelders; dat dienvolgens hij gevangen hier ter stede op Cattenburg een huys heeft gehuyrt, ende het mannetje van de dubbelde ducaet deser Geunieerde Provinciën, geslagen in de munt van Utrecht in den jare 1653, op de stempels hebbende doen snijden, (daerop hij verders de letters ende de rand selver snede, opdat de wapensnijder niet soude weten wat hij daermede in't sin hadde) de gemelde 273 stux in sijn camertje heeft toegestelt, cunnende op één dag ten hoochsten niet meer als 6 dubbelde valse ducaten maken, dewelcke ook zoodanich waren nagecontrefeyt, dat men se qualijk uit de goede soude hebben cunnen onderscheyden, daer se nochtans bij de assaymeester deser stede niet meer bevonden zijn waerdich te zijn als 38 stuyvers het stuck; welke ducaten hij gevangen op den 4den April laestleden door sijn huysvrou aen Marten Möller heeft toegesonde, en alsoo hij (p. 89.) Möller eenige actie maekte, ende daer noch minder als de bedongen prijs voor wilde geven, zoo is hij gevangen selfs derwaerts gereyst, ende tot Altena, ten huyse van Hans Erwald(?), die ook wel kennisse van deze handelinge hadde, met Möller gesproken, eisschende de ducaeten wederom, alsoo hij niet van sins was die voor minder als 620 rijcxdaelders aen hern te laten; dat Möller hem die eerst wedergaf, doch echter tot de geseide prijs van hem gevangen weder overnam ende behouden heeft; maer in plaetse van de zom in't geheel te betalen, heeft hij van hem niet meer ontfangen als 200 rijcxdaelders in geld of assignatie, ende 50 rijcxdaelders aen laken, en dat hij hem de reste noch schuldich is; dat hij gevangen, behalven dese 273 stux noch 40 a 50 diergelijke ducaten voor sijn selven heeft geschroeft, daervan hij bekent, zoo door hem als sijn vrou, hier ter stede onder | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||
de gemeente zoo nu en dan een uytgegeven te zijn; dat geseide Möller op hem gevangen ook heeft versocht, dat hij eens een proef wilde nemen van silvere munten, als ducatons ende rijcxdaelders, en als dat wel succedeerde, dat hij die ook wel van hem wilde afhandelen; dat dien- (p. 90.) volgende hij gevangen met de stempel van de silvere rijder, die hem van snijden, zoo hij segt, 14 ducatons heeft gecost, 2 a 3 stucx heeft geschroeft, werdende oock drie valse rijcxdaelders yder van een bijsondere munt bij hem gevangen gevonden, die hij mede bekent gefabriqueert te hebben, en dat hij het zoo in coper als loot heeft besocht, maer dat dese silvere munt niet wel na sijn sin wilde succederen, soude andersints alle de kopere ronde schijven, die in goeden getallen bij hem gevonden zijn, daertoe hebben geëmployeert gehad; werdende ook bij hem gevangen gevonden een stempel van een enkelde Poolsche ducaat, die hij segt hem van snijden gekost te hebben 9 ducatons, hebbende hij gevangen d'instrumenten, die hij tot het maken van de valse munt noodich hadde, ten dele achter sijn huys onder de aerde, en ten dele onder de planken ofte houte vloer van sijn kamertje verborgen gehad, alwaer die door ordre van den E. Gerechte oock zijn ontgraven, ende op 't stadhuys gebracht. Alle hetwelcke zijnde zaken van zeer quade gevolgen, (p. 91.) ende in een stad van rechte en goede politie niet tolerabel, maer andere ten exempel op 't hoogste strafbaer: zoo is't dat mijne Heeren van den E. gerechte, gehoort hebbende den eysch en conclusie van mijnheer den Schout, en de confessie van dese gevangen, denselven gecondemneert hebben, gelijke sij hem condemneeren bij desen, op 't schavot, voor den raedhuyse deser stede opgerecht, door den scharprechter met den swaerde geexcecuteert te werden, dat er de dood na volgt, sijn lichaem gebracht aen de Voolwijk, ende aldaer geleyt op een rad, en sijn hoofd gestelt op een staek, om van de locht en 't gevogelte te werden geconsumeert, sijne goederen, naerdat daer van alvoorens de costen van gevanckenis en misen van justitie sullen zijn betaelt, geconfisqueert ten profijte van de Heeren, ende alle de instru- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||
menten, bij hem bevonden, tot ordre van gemelte mijne Heeren van de E. gerechte te werden vernietigt ende gebroken. Aldus gearresteert den 28sten May 1669, praesentibus den Heeren Gerard Hasselaer, Schout, Nicolaes Pancras ende Dr. Frans Reael, Burgemeesteren, en allen den Schepenen, Den 21sten April 1668 onder de capitale excecutie van twee dochters, Marietje Roelofs, out 25 jaaren en Lijsbet Jacobs, out 18 jaaren, over brantstichting geworcht wordende, vraechde een der Scheepenen aen de Burgemeesteren Outshoorn en Rynst, die byde Schouten geweest sijn, of het wel was voorgevalle op de deliberatiën, die voor Burgemeesteren werden gedaen, of de gevangenen, sijnde ter hooger vierschaer, sullen verklaert werden te sijn kindren des doots, eenige veranderinge was gevallen? Syden ja, en dat aenstonts door Schepenen bij alteratie van vonnisse sijn gecondemneert en gegeesselt. Hetwelcke naederhant mede vraechde aen den cipier Faber, die omtrent veertich jaaren dat ampt had bedient, die syde daer geen kennisse van te hebbenGa naar voetnoot1). Alle vonnissen soo lang die niet sijn gepronuncieert, can daer veranderinge in gemaeckt werden, ja verniticht; maer als den gecondemneerde is verklaert te sijn een kint des doots bij vonnisse definitief ter hooger vierschaer, can niet dan in de forme der straffe veranderinge ge- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||
maekt werde, als in plaas van hange, worge, onthoofde of anders datt er de dood naevolcht. En daerom gaen Schepenen tot tweemaelen op den eysch der Schont bij Burgemeesteren, om definitief, nae ingenomen advys der Burgemeesteren, te concludeeren; want als Scheepenen geen veranderinge soude(n) connen maeken op het gearresteerde in de pijncamer of vierschaer, soo waeren de gesyde resumptiën onnoodich; doch dit sijn speculatiën.
(p. 104.) Den Heer Schout met consent van Burgemeesteren, volgens derselver instructie artykel 11, ende kennisse van Schepenen uyt de stadt sijnde, of om andre oorsaaken niet boven comende, neemt de voorsittende Schepen die functie waer, soo de saake geen uytstel can lijde. In den jaare 1672 de Heer Hasselaer aen een quetsure in't been te bet leggende, en eenen Hendrick Ruyter over een manslach gevangen sijnde, heeft den president Bontemantel door pijninge de comfessie becomen, den 11den Augusti den gevange voorgestelt, en becomen condemnatie van met den swaerde gestraft te werde, en soude de excecutie gevolcht hebben, tewaer Sijn Hoochyt den Heer Prince van Orange in de stadt gecomen was en eenige dagen daernae den scharprechter van HaerlemGa naar voetnoot1) was op ordre van't Hof vertrocken nae Den Haech, om den ongeluckige Heer Cornelis de Wit, Ruaert van Putten, te pijnige, daer de massacre van sijn E.E. en broeder, den geweesen Raetpensionares, op volchde. En de oproerige gemeente deser stadt maakte Burgemeesteren becommert, als oock eenige Schepenen, het schavot te laten rechten, om alle foele en desordre voor te comen. Onderwijle sijn den president Bontemantel, Willem Blauw en Jacob de Graef door sijn Hoochyt van't Schepenschap geëxcuseert, naedat de gecondemneerde door den stedehouder is bekent gemaekt een missive van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||
welgemelde sijn Hoochyt, dat in het versocht pardon, door een sijner vrinde gedaen, niet sal gedaen werden, en dat daerop had versocht acht dagen uytstel om tot sterven te beryde, alsoo op't pardon had gehoopt. Waernae den 22sten October door den Heer Boreel, als stedehouder van den Schout, het vonnisse is ter excecutie gelyt.
Soo Scheepenen even in getalen sijn, en de stemmen steeken, werd weder omvrage gedaen; soo yder persisteert, werd de saake uitgestelt tot naeder deliberatie over (p. 105.) die saake. Den 6den Maert 1659 waren dry Heeren condudeerende tot sterven, en dry van de doot te verschoonen, en twee tot uytstel, alsoo de moeder van den delinquant, Abram Verlet Danielse, had versocht noch eenige documenten in te brenge, tot verschoeninge van haer soon, die een licht vrouwmensch op den Amstel, met haer te het leggende, de keel had afgesneede. Op naerder omvraege viel de president mede aen de sijde van uytstel, waerop wierde de saake acht dagen verschove. Burgemeesteren hadden van stadts wegen geadviseert tot sterven, en hoorende de discrepantie van Schepenen, sijn te raeden geworden de twee pensionaresen, van Beuninge en Vogelsank, uyt Den Haech te laten comen, om derselver advys te hooren, 't welck den 11den Maert ten overstaen van alle de Schepenen in haer E.E. camer is gedaen, sijnde van advys als Burgemeesteren. Den 13den derselver maend heeft den Schout de gevange wederom voorgestelt, de fyten voorgedrage en den eysch vernieuwt; partijen buyten staende, hebben Burgemeesteren gepersisteert van stadts wegen, en is door Schepenen gecondemneert onthalst te werde en den verderen eysch ontsyt, daer de excecutie den 15den daeraenvolgende is gedaen. Bontemantel alleen was van advys, ten opsicht sijn sinnen noyt machtich waer geweest, dat minderjarich was en het fyt aen een lichte imfame vrouw was gedaen, alles volgens de klaerblijkende beschyden exempelen en advysen der criminele schrijvers, dat van de doot behoorde verschoont te werde. In ordenarese beschuldiginge crimineel de stemmen steeckende, werd gewoonlijk geconcludeert in faveur van den | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||
patient. In capitale deliberatie helt den jongste Scheepen tot het leve (tenwaer in sijn gemoet anders werd overtuycht), in gevalle het aen sijn stem comt te hange. De stemmen steekende, en den president voelende en inclineerende tot de sachste sijde, concludeert in faveur; doch oppositie vallende, werd gehandelt als hiervoor gesyt.
(p. 106.) De civile breuken werden door den Offecier berecht ende ter excecutie gelyt, als in de ordonnantie van procedeeren op de Schoutenrol (is te leesen), en verders door de conscharge, als breeder daer van de conscharge werd gehandelt.
(p. 107.) Alle civiele sententiën, gegaen in kracht van gewijsde, werden door den concharge ter excecutie gelyt volgens het XVIde Capitel der Ordonnantie van procedeerenGa naar voetnoot1), daer schatbrief nodich is op deselve, ofte anders ingevolge het gemelde capitel. Geen Schepenen vermogen, voor en aleer den Schout die geseegelt heeft, de haa[re] daeraen te hange (als breeder hiernae te leesen, daer de ordre van Schepenen wort verhandelt). Volgens out gebruyck pleegen die te behelse: Is mijn Schout van mijn genadige Heeren wegen verschene een hoge boete, 't welck den 27sten September 1668 op de resolutie van Haar Eedele GrootmogendeGa naar voetnoot2) is verandert en geordonneert te stellen: Is mijn Schout voornoemt wegens de Heeren Staaten van Hollant verscheenen een hooge boete. De concharge wert gemaakt bij Burgemeesteren, in wiens handen op instructie eet doet, en stelt cautie van getrouwichyt en tot verantwoordinge der bij excecutie vercofte meubelen.
(p. 108.) Den Heer Schout wert bedient door een secretares van de secretary, dry onderschouten of substituyten, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||
den waterschoutGa naar voetnoot1) en eenichsins van de provoost der allemosseniers en den cipier, een clerck en twaelf 's Heren dieners, die alle gemaekt werden bij Burgemeesteren en op instructie beëdicht. De cipier is bove sijn instructie mede geauthoriseert te moge vange en in hechtenis te brenge; maer duerde niet lang. De onderschouten hebben yder dry dieners. Het vaste tractement der dieners is twintich guldens 's maens en eens 's jaars thien guldens tot een kleet, dat op de stadts-tresory werd betaelt; haer emolumenten sijn te leese daer mede (van) eenige van den Schoutssubstituyten en clerck wert gesprooken. De Schouten, tot Outshoorn inclus, hebben haer clercken betaelt en niet in reeckening connen passeeren; maer Rynst heeft sijn klerck Beverlot weeten ten laste van de stadt te brengeGa naar voetnoot2), 't welk Witsen heeft gevolcht en gebruykt den notares FriesmaGa naar voetnoot3). De laesteGa naar voetnoot4) den 12den Maert 1669 gestorven sijnde en Hasselaer 27 April daeraenvolgende in de plaets gecomen, is den 20sten Augusti bij Burgemeesteren verstaen, dat den Offecier sijn klerck niet sal brenge ten laste van de stadt, nochte dat eenige emolimenten sal trecken uyt de gemeente. Den eersten October desselven jaars is secretaresen door Burgemeesteren aengesyt, dat den clerck van Schout Hasselaer hebben geauthoriseert om extracten uyt de crimineele boeken te extraheeren en door haer secretares te laten tyckenen, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||
en tot dien eynde de crimineele boeken wederom te brenge op de Schoutscamer. Maer den 16den Julij 1671Ga naar voetnoot1) is wederom Schepenen door Burgemeesteren (sijnde vergadert op de requesten) bekent gemaakt, dat Bokx, klerck van den Schout, hebben aengenomen voor stadtsklerck tot dienst van den Offecier, op een tractement van twee hondert guldens. Waerop den Schout voors versocht, dat die de emolumenten meede mocht trecken, als de voorgaende clerken hebben gedaen, dat geconsenteert wierdGa naar voetnoot2). Waerin deselve bestaen, sal naer de instructie der Schoute volge.
(p. 109.) De oncosten ten dienste van de justitie werden betaelt door de stadt op tresory. Den Heer Schout eenige van dien betalende, passeert deselfde in reeckeninge, alsmede 't geen de stadt competeert uyt de breucken, volgens de placcaten van den lande, willekeuren van de Heeren van den Gerechte en sijner instructie; daervan | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||
alle halfjaaren reeckeninge doet aen de Heeren Burgemeesteren ende Tresoriers, die deselfde reeckeninge daernae senden op de Reeckencamer neffens de documenten, alwaer meer uyt curieushyt werden naegesien als anders, en gelyt bij de voorgaande, sijnde gewoonelijk gebonden in quarte.
Reeckeninge van den Schout aen de stadt gedaen van Augusti 1653 tot Februarij 1654, berustende op de reeckencamerGa naar voetnoot1).
| |||||||||||||||||||||||||||||
(p. 114.) Extract uyt de Resolutiën van de Vroetschap der stadt Amsterdam fol. 72Ga naar voetnoot2).Den 19den Januarij 1646.
Is in den met geleesen het concept van instructie voor den toecomende Schout, sulx 't selve bij de Heeren Commissaressen, tot het examineeren van dien gelast, was goet gevonden; ende is, nae verschyden discoursen daerover gevallen, ende voorgaende resumptie bij de Heeren van den raet, de volgende instructie geconfirmeert ende gearresteert, luydende van woorde tot woorde als volcht: Alsoo mijne Heeren de Burgemeesteren, in d'afstant | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||
van de satisfactie deser steede, aen deselve bedongen hebben ende bij de Heeren Staten toegelaten is het Schoutambacht deser stede met de emolumenten van dien etc., soo sijn mijne Heeren de Burgemeesteren voorseyt bij voorgaende resolutie van de Heeren XXXVI Raden op nieuws geaccordeert ende overeengecomen met den E. Pieter Hasselaer omme bij hem als Schout van wegen deser stede het Schoutambacht bedient, ende de justitie voor den tijt van dry jaaren geadministreert te worden, op de conditiën hiernae volgende: 1. Eerst, dat de voorseyde E. Pieter Hasselaer geen andere offitiën en sal mogen bedienen dan alleen het Schoutambacht, ende dat hij hem met geen andere offitiën en sal mogen bemoeyen in eeniger manieren; ende soo hij eenige heeft, dat hij die terstont sal moeten verlaeten, het Bewinthebberschap soo van de Oost- als West-Indische Compaigni daerinne begreepen, 2. Ende dat hij 't voorseyde offitie gehouden sal sijn naerstich te bedienen. (p. 120.) 3. Alle placcaten, soo van de Hoog Mogende Heeren Staten Generael, als van de Ed. Groot Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westfrieslant, die met kennisse van de Heeren Burgemeesteren deser steede gepubliceert worden alhier, oock mede de ordonnantiën gemaeckt op des gemeene lants middelen, mitsgaders alle de willekeuren, soo wel op de accijssen ende incomste deser stede gemaeckt, als oock allen anderen, geene uytgesondert, te excecuteeren, ende den overtreeders van dien te straffen naer inhoud van deselve, mitsgaders de boeten af te nemen ende innen alle 't gene, dat uyt crachte van het Schoutambacht te inne valt, 4. Oock goede toesicht dragen, dat de stadt ende haere vrijhyt van alle geboefte en tuyscherije gesuyvert werde, 5. Ende tot dien eynde besorge, dat de substituyten, soo bij dage als bij nachteGa naar voetnoot1), met hunne dinaers haer op der straten, kercken, alle publique plaetse en buyten de poorten dickwils laeten vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||
6. Dat hij oock sijns wetens geene hoerhuysen, ophousters van hoeren ofte roffianen, noch oock eenige hoeren oft hoererijen toelaten sal, maar, sooveel in hem is, de stadt en jurisdictie van dien daervan suyveren ende de keuren, daerop gemaeckt, excecuteeren naer behoorenGa naar voetnoot1). 7. Ende wat gelt dat hij tot dien eynde spilt, ofte uytgeeft tot kundschap, sal hem in reeckening gepasseert worden, 8. Sonder dat hij in wichtige saecken sal mogen composeeren, dan met voorweten van de Burgemeesteren of Scheepenen, 9. Ende sal hem in alle liefde ende vrintschap (sooveel mogelijck is) met alle burgeren dragen ende houden, (p.116.) 10. Ende sal van sijn ontfang gehouden wesen te doen behoorlijcke reeckeninge in hande van de Heeren Burgemeesteren ende Tresorieren, alle ses maenden, alsoock van alle schat- ende weetbrieven. 11. Sal voors de voorseyde E. Pieter Hasselaer Burgemeesteren kennen, respecteeren ende gehoorsamen in't gunt hem van de voorseyde Heeren Burgemeesteren sal werden bevoolen, mitsgaders alle saecken van importantie met denselven communiceeren; sal oock uyt de stadt niet mogen vernachten, noch van huys rysen, sonder voorgaende consent van de Heeren Burgemeesteren. 12. Oock sal de voorseyde offecier alle brieven, raeckende cessiën, rappel van remissiën, perdonnen, surcheantiën van proceduren, binnen behoorelijcke tijt gehouden sijn te beantwoorde, des noot sijnde. 13. Item geen consent moge geven tot de publicatie van eenige mandementen ofte deurwaerders-insinuatiën, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||
nochte tot eenige camerspeelen, rijffelerijen, verthoninge van vremdicheden, danserijen of schermen, sonder voorgaende advys van Burgemeesteren. 14. Sal de voorseyde E. Pieter Hasselaer in nootsaeckelijcke saecken, die voor den gerechte deser stadt niet litigieus en sijn, mogen consulteeren met den pensionares; ende wat consultatiën hij buyten de stadt ofte met andere geleerden houden sal, met advys van de Burgemeesteren als vooren, sullen de voorseyde consultatiën bij de stadt (betaeltGa naar voetnoot1)) ende hem in reeckeninge geleeden werden; ende wes hij doen sal, beroerende sijn offitie, bij advys van den Burgemeesteren, sullen sijlieden hem daervan vrijen, indemneeren ende schaedeloos houden. (p. 117.) 15. Item sullen Burgemeesteren tot assistentie van de justitie aennemen ende onderhouden sooveel substituyten, als sij voor den dienst van de stadt geraeden sullen vinden, welcke substituten in alles den Schout sullen moeten obediëren ende van de apprehentiën, die se doen, terstont notitie ende goede onderrechtinge doen. 16. Oock sullen de Heeren Burgemeesteren ten selven eynde, met kennisse van den Offecier, aennemen ende onderhouden sooveel dinaers, als sij nae exigentie van saecken geraeden sullen vinden, 17. Op welcke substituten en dinaers de voorseyde E. Pieter Hasselaer goede toesicht hebben sal, dat sij goet regiment houden, noch oock geen geniet hebben van de hoeren ofte houders van hoeren ofte roffianen; ende vier of ten minste dry van de dinaers op 't stadthuys te doen compareeren, soo wanneer Schepenen vergaederen, ende daer blijven soolange de vergaederinge duert, 18. Welcke substituten ende dinaers aen den Heeren Burgemeesteren en de Offecier den gewoonelijcke eet sullen doen, 19. Ende sullen tot gagie, boven haer ordinares, genieten: de substituten de boeten, in hunne instructie uytgedruckt, ende de dinaers de clyne boeten, die sij van outs gehad hebben. 20. Sal voors gehouden wesen alle apprehentiën te | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||
doen, ende dienvolgendeGa naar voetnoot1), tot vermijdinge van groote costen, sonder delay ofte uytstel, ende ten langsten binnen vier daegen nae de apprehentie, den gevangen te examineeren ende binnen vier daegen daernae terecht te stellen en tegens deselfde te procedeeren, sulx als de gelegentheyt van't delict sal eyschen, ten waer de saecke nootelijck uytstel veryschte bij advys van ScheepenenGa naar voetnoot2). (p. 118.) 21. Item alle vonnisse ter excecutie te stellen, sonder dat hij yemant sal mogen relaxceeren dan bij voorgaende sententie ofte advys van Scheepenen, ende 't selve advys altijt in't comfessieboeck ofte op sijn rolle te doen teeckenen, 22. Ende of yemant op cautie bij Scheepenen ontslage werde, sal ten naestcomende rechtdach denselve weder op sijn rolle stellen, 't en waer dat Scheepenen anders geraede dochte, waervan men in sulcken gevallen notule houden sal, 23. Voor alle welcken dienst ende arbyd de voornoemde E. Pieter Hasselaer gegeven sal werden duysent guldens 's jaers, te betaelen bij de vierendeel jaers, 24. Voors de helft van alle civile boeten, uyt saecke van keuren deser stede sijner dienste vallende, 't sij bij vonnisse oft compositie, uytgesonderd degene, concernerende de ordonnantie, op de wijcken ende schutterijen deser stede gemaeckt ofte te maecken. 25. Item sal voort hebben ende genieten de helft van alle schat- en weetbrieven, velleklachten, verseete dagen of diergelijcke, mitgaders het darde part van alle 't gunt dese stadt uyt saecke van criminele saecken competeert, die uyt saecke van placcaten bij hem ofte yemant anders sullen werden berecht. 26. Sal voors voor sijne presentie ende cleedinge hebben als een van den Scheepenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||
27. Des sal hij geen geschencken noch propinen, nae rechten verbooden, mogen ontfangen, noch directelijck noch indirectelijck door yemand laeten ontfangen. | |||||||||||||||||||||||||||||
(p. 119.) Extract uyt het Registerboeck van de Vroetschap der stadt Amsterdam. Letter F. fol. 186 vo.Den 27sten April 1669.
Getreeden sijnde tot verkiesinge van een Schout deser stede in plaets van den Heer Cornelis Witsen, deser werelt overleeden sijnde, is gecooren den Heer Gerret Hasselaer voor den tijt van dry jaeren naestcomende, op deselve instructie ende voorwaerden als waerop de gemelde Heer Cornelis Witsen tot Schout is aengenomen geweest, en die geinsereert in voorige resolutie van den 19den Januarij 1646. Op den eersten Mey 1669 heeft den Heer Gerret Hasselaer, als Schout, in handen van de Heeren Burgemeesteren gedaen den behoorlijcken eed op de instructie, staende geinsereert in vorige resolutie van desen rade, in date den 19den Januarij 1646, presentibus allen de Heeren Burgemeesteren, dempto d'Heer van BeuningenGa naar voetnoot1).
Onder stont: In kennisse van mij secretares
en was getyckent: N. Nicolay.
Laeger stont: Wybolt Slicher. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Den Schout is mede gehouden in de Ordonnantie van procedeeren, voor sooveel hem aengaet, ende dat nae te comen. | |||||||||||||||||||||||||||||
(p. 120.) Conditiën op dewelcke de Heeren Burgemeesteren tot wederseggen aengenomen hebben Jan Voerknecht tot Onderschout en substituyt van den Schout der stadt AmsterdamGa naar voetnoot1).1. In den eersten dat hij, substituyt, gehouden sal sijn den Schout en Burgemeesteren in der tijt gehoorsaem te sijn in 't gene sij hem gebiede sullen, en ook sonder eenich speciael bevel van den Schout ofte eenich extreordenares salaris, met alle naerstichyt en getrouwichyt achtervolgen alle hetgeene hem bij den Heeren Burgemeesteren in der tijt van deser stede wegen bevolen sal worden, 't sij om eenige penningen te innen, apprehentiën ofte civile ofte criminele excecutiën te doen, soowel aengaende sijn voorseyde offitie als andersins. 2. Item om sooveel mogelijk dese stadt en vrijhyt van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dien te suyveren van allerhande diven, hoeren, dootslagers, straetschenders, huysbreekers en andere boeven, sal hij alle naerstichyt doen (dieselve) te achterhalen, te apprehendeeren en in 's Heeren slooten te brengen deur en met assistentie van de dienaers, en tot dien eynde soo bij nacht als bij dagen vlijtich ondersoeken de huysen, daer hij eenichsins vermoeden sal dat eenige dieven, hoeren ofte boeven opgehouden souden mogen werden, en ook op de Vismart, Nieuwe bruch, Burchwallen en elders; oock buyten deser stadts poorten stooren de rabauwen, die aldaer tuyschen of andere insolentie sullen doen. 3.
Sal mede gehouden sijn naerstich toesicht te dragen, dat de keuren deser stede en placcaten tegen de ongepermeteerde wisselingen behoorlijck onderhouden werden, en nae sijn vermoge de overtreders van dien, sonder eenich faveur ofte dissimilatiën, te bekeuren en de excecutiën van dien te bevorderen. 5. Wel verstaende nochtans, dat alle de boeten, niet dan ses guldens en daeronder bedragende, bij hem substituyt in 't geheel genoten sullen werden, als bij hem daervan de bekeuringe gedaen sal sijn. 6. Item sal genieten een darde deel van de (gelt)boeten, die bij eenich gehout man ofte vrouw, haer met een andren gehouwt of ongehuwde persoon in overspel vermengt hebbende, verbeurt sal worden, wanneer hij alsulcke persoonen verdeckt ofte aengebracht sal hebben, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||
7. Ende opdat alles ordentelijkGa naar voetnoot1) geschiede, soo sal hij substituyt gehouden wesen alle de bekeuringe, bij hem gedaen, van boeten meer als ses gulden bedragende, den Schout aen te geven, en in seecker register, bij hem daervan te houden, aen te teekenen, waerbij blijken mach dat de(n) voorseyde(n) Schout deselve bekeuringen aengegeven sijn; sonder van eenige der voorseyde boeten, bedragende meer als ses guldens, te mogen composeeren buyten weeten en consent van den Schout en Burgemeesteren in der tijt wesende, (p. 122.) 8. Ende en sal geen deurwaerders vermogen te assisteren, noch ook excecutiën doen voor eenige partijen, sonder consent van den Schout en Burgemeesteren voornoemt in der tijt. 9. Sal ook gene axcijsen ofte imposten mogen pachten, noch eenige portiën daerin hebben, noch ook buyten consent van den Schout, ofte t'sijne afwesen van de Burgemeesteren, eenige pachters van axcijsen ofte imposten mogen assisteeren, binnen ofte buyten deser stede, in't pylen nochte andersints, 10. Ende sal gehouden sijn de gevangens, bij hem geapprehendeert, sooveele hem mogelijk sal sijn binnen den darden dach nae de apprehentie derselver, te vorderen, dat sij gehoort en de justitie voorgestelt mogen werden, en tot dien eynde binne deselve tijt der gevangen namen den Schout en den Burgemeesteren overleveren, en oock de informatie van de(r) gevangenen misdaden helpen besorgen. 11. Sal mede gehouden sijn de justitie te assisteeren, soo wanneer daer eenige crimineele justitie gedaen sal werden. 12. Item sal alle daechs smorgens van tien tot elf euren, nae der noen van dry tot vier euren, op de markt voor 't stadthuys hem moeten laten vinden, tenware hij van 't offitie wegen was geoccupeert. 13. Ende sal alle confessiën en voorts alles wat er in sijn presentie geschiet, sijn offitie aengaende, secreet houden. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||
14. Item sal sijn naerstichyt doen, dat den Schout en hij versien werden van kloeke dienaers, dewelcke soowel den substituyt als den Schout eet sullen doen van getrouwichyt, en tot derselver gebot ende obediëntie staen sullen, op verbeurte van haer dienst en arbitrale correctie. 15. Sal ook goede opsicht hebben, dat de voorseyde dinaers goet regiment houden, sonder eenich genot te hebben van hoeren, ophouders (van hoeren), van roffianen ofte van yemant anders, ter cause van oochluykinge over (p. 123.) d'overtreders van keuren deser stede in eeniger manieren; ende soo hij contrarie bevint, dat hij over deselve niet en sal dissimileeren, maer bij cassatie en anders doen straffen nae behooren. 16. De voorseyde substituyt bij den Schout oft Burgemeesteren meedegenomen ofte expresselijck gesonden sijnde, sal derselver bevel naecomen en sijn ampt en offitie (exerceren) alomme over de gansche stadt en jurisdictie derselven. 17. Van gelijken sal hij schuldich sijn alle dootslagers, dieven en andere gequalificeerde delinquanten, voorvluchtich sijnde ofte latiteerende, (te) vervolgen, apprehendeeren en in 's Heeren slooten te brengen, waer deselve oock souden mogen gevonden ofte achterhaelt worden; 18. Maar in ordenaresse saecken en buyten 't voorseyde bevel sal hij sijn ampt exerceren en al doen, wat een goet substituyt schuldich is te doen in de stadt en jurisdictie derselve. 19. Voor alle welcke diensten hij substituyt boven de voorseyde boeten hebben en genieten sal jaerlijx de somme van acht hondert guldens, te betale de voorseyde 800 guldens bij de virendeel jaers, t' elcken een gerechte vierde part, innegaende ......... Des sullen mijne Heeren de Burgemeesteren in der tijt den voorseyden substituyt tot allen tijden mogen afdancken, als't hen goetdunken sal. Ook sal den voorseyden substituyt bij Schepenen in rechten niet sitten, noch op eenige maeltijden bij mijne Heeren comen eeten, tenware hij genoot werde. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||
(p. 124.) Memorie ende lijsten van 't geen voor de volgende actens wert betaelt, en hoe verdeelt.Tusschen de civile en crimineele boetens is nae de practijque geen onderschyt; want de substituten, dinaers ofte aenbrengers treckende een darde deel, soo blijven doch twee darde deelen in tweëen gedeelt, is het ⅓ deel van't geheel voor de stadt en het ander ⅓ deel voor den Offecier. Alle boeten van 12 guldens en daeronder trecken de substituyten. Van ses guldens en daeronder is voor de diners; alle sluytgelt bij des Offeciers dinaers ontfangen werdende, moeten sij daervan aen den Offecier de helft verantwoorde.
Van apprehentie op personen in gijselinge wert betaelt bij de acte:
De oncosten in de herberge over gijselinge, volgens de keure daervan gemaekt in Januarij 1666,
De gijselinge den eersten dach afgedaen sijnde, trecken de dinaers thien stuyvers van de voorschreve ses guldens. Langer durende, wert yder dach aen diners betaelt vijf guldens, daervan de helft is voor den Offecier; geen andere | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dinaers dan die van den Schout werden voor de gijselinge gebruyktGa naar voetnoot1). De diners treken voor 't ontsluyten van alle gijselaers, die in de gijselcamer op 't stadthuys hebben geseeten, 6 gl., waervan de helft aen den Schout; de clerck 12 stuyvers. De diners in ymants goet ofte huys sittende, trecken daechs 5 gl., de helft den Schout, 12 stuyvers de clerck. Den gearresteerde met kennisse van den Schout ver- (p. 125.) treckende, met belofte van op sijn rechtdach te passen, betaelt 12 st. aen den Schout. Nota: in Hollant woonende, mach vertrecken sonder consent, en den gearresteerde buyten de provintie wonende, moet arrest houde, als hiervoore fol. 50 te leese. Ga naar voetnoot2)De diners op een schip buyten de pale leggende, 't roer af te lichte en bij 't stadthuys te legge, nae gedaen werk elf guldens; de helft voor den Schout en 12 st. voor de clerck. Kelder ofte pakhuys te sluyten, eens vijf gulden en thien stuyvers; den Schout de helft, 12 st. de clerck. Acte van seureté du corps, den Schout 5 gl. en 12 st.Ga naar voetnoot3) de clerck. Arrest op wagens, carren, schepen binnen de palen, 4½ gl. en 12 st. de clerck. Mandement van cessie, de clerck ses stuvers. Benefitiën van inventares bij den Schout geteekent, 2 gl. 8 st.Ga naar voetnoot4). Interdictie, den Schout en clerck yder 6 st. Schatbriven, den Offecier met de stadt 20 st. Weetbriven nae buyten, als bove. Weetbriven van buyten, den Schout 12 st. Gout- en silversmeede beëedicht, den clerck 12 st.Ga naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Lijken bij nacht begravenGa naar voetnoot1).
Doode lichamen, soo van buyten de jurisdictie binnencomende, als van binnen nae buyten gaende, den Schout 18 st., de clerck 12 stuyversGa naar voetnoot3). |
|