Gebruik en Mis-bruik van de Thee
(1686)–Steven Blankaart, Cornelis Bontekoe– AuteursrechtvrijMitsgaders een Verhandelinge wegens de Deugden en Kragten van de Tabak. Hier nevens een Verhandelinge van de Coffee, Met des zelfs krachten in gezonde, en ongezonde
[pagina 137]
| |
I.NA dat dien grooten Medicijnmeester den Heer CORNELIS BONTEKOE, in zijn leven mijn bysonderen Vriend, de Nederlanders Chineesche Theé had leeren drinken, ende getoont hadde hoe der selver krachten onse lighamen van allerlei qualen konde bevryen; soo heeft deselve daar door by alle de Waereld, met alle recht en | |
[pagina 138]
| |
reden, daar door groote lof behaalt. Onderwylen, onse Natie alle kusten en oirden des Waerelds bevarende, en altijds op wat nieuws denkende, is de TURKSE COFFEE grootelijks in 't gebruik gekomen; en zekerlijk, het is een drank, die de Theé in geenen deelen behoeft te wyken, want se met alle soorten van menschen beter gemeenschap heeft, wijl veele slymige luiden, de Theé selfs qualijk bekoome. Wat aangaat de Theé, ik stemme daar in alles toe 't geen dien voorgemelden Heer daar af gewaagt heeft, en houde ook staande, 't geen ik in mijn vorige schriften daar af gemelt heb: want alhoewel ik nu van de Coffeé schrijf en prys, soo sal ik evenwel de Theé niet komen te laken. Laat ons dan een begin maken om de Coffeé te beschryven. | |
II.De COFFEE dan is een boomachtig gewas, dragende eenige peultjes, wiens erwtjes Coffeé genoemt werden: twee van dese boontjes maken ontrent de grootte uit van een bakelaar oft laurier-besie. Aan d' eene zyde zijn se rond, en aan d' ander zyde plat met een spleetjen in 't midden; zy zijn van kouleur, gelijk de graauwerwten van binnen zijn, tusschen wit, en donker geel: met twee schorsen omringt; de buitenste schil is rede- | |
[pagina 139]
| |
lijk dik en bruinachtig, maar de binnenste vry dun, en van kouleur als de Coffeé selfs: hier te lande werd se altijd geschilt overgebracht, soo dat men se selden met de schillen komt te sien. Dit gewas schynt vry wel na den Euonimus oft pyl-boom te gelijkenen, en soo sommige getuigen soo wel na de bladen en takken van onse Kerse-boomen, als van grootte: 't Is evenwel maar een heester-gewas, of soort van klein geboomt, want de takjens zijn seer dun, de blaadjens klein, aan de kanten niet geschaart, dik, altijd groen, en haast afvallende: de vrucht of Coffeé boontjes blyven soo lange aan de Boom hangen, tot dat se van rypigheid beginnen te bersten. | |
III.By d' ouden schynt deselve in de Arabische taal met den naam van Bon en Bunchum genoemt te zijn, eer se tot een poeder gebragt is, maar anders werd die nu tegenwoordig Coffeé, Café, en Cavé geheeten: maar by de Arabiers noemt men se Cahoüeh, en by de Turken Cahueh. Dese Boontjes wasschen nergens anders dan in 't gelukkig Arabien, anders Yemen ofte Ayaman genoemt, en dat op opene vlakke velden, sonder eenige culture. Wanneer se geplukt zijn, werden se van de Landluiden in de Steden gebracht, die ontrent de Mare Erythraeum oft Roode Zee | |
[pagina 140]
| |
leggen, en van daar door de Scheepen, Galeyen en ander Vaartuig versonden: ook werden alle jaren wel vyf-en-twintig duisend balen, elk van drie honderd pond door de Kameelen gedragen, en Landewaart heen verstuurt. Ook gaan der alle jaren ettelijke duisend balen met de Caravane weg na Aleppo, Damas en andere plaatsen daar ontrent gelegen. | |
IV.Men soude konnen vermoeden of de Coffeé selfs aan den Profeet David mogte bekend zijn geweest: want in het tweede Boek Samuels, in 't seventiende Capittel, het acht-en-twintigste vers, alwaar gesproken werd, dat de Vrinden van David verscheide dingen quamen brengen om hem en zijn volk te laven: en onder allen vind ik daar van geroost Koorn, als ook gerooste Boonen en Linsen: wie weet of dit geen Coffeé geweest is, of iets diergelijks? des te meer alsoo 'er van geen drinkbare stoffe gesproken werd, en hem evenwel schalen en aarde vaten gegeven werden: waar door misschien de koppen daar men de Coffeé uit drinkt, sal moeten verstaan werden; want daar na volgt dat het gegeven werd om dat volk hongerig zijnde (waar toe tarwe, gerste, meel, honig, boter en kaas gegeven was) en het andere ('t gerooste koorn, | |
[pagina 141]
| |
Boonen en Linsen) misschien om te drinken: want se tot eenig moes te maken onbequaam zijn. | |
V.Sommige zijn van gedagten, dat eer se de Coffeé te koop brengen of buitens Lands versenden, sy die eerst door een heet vuur laten gaan, of in siedent heet water doen, gelijk men segt dat de Chinesen en Japonesen het zaad van de Theé souden doen: waar door se komen te verhoeden, dat se op andere plaatsen niet kan gesaait oft voortgeteelt werden: wat daar van is, laat ik daar, alsoo ik daar van moet schryven als uit relaas: doch als gissinge plaats mag grypen, mein ik dat se die noch branden, noch in 't heet water doen; maar dat se het voortplanten verhoeden, is door een andere oorzaak. Namentlijk dat zy die schillen en ontbolsteren, gelijk men alle erwten en Boonen kan doen, en hier door kan genoegsaam belet werden, dat men se niet kan doen groeyen. Maar behalven dit, is 'er noch een andere oorzaak dat men deze boontjes ontbolstert: om dat se de schillen niet mogen uit Arabien laten gaan, dewyl se daar haar eigen drank af maken, die veel beter, vetter en aangenamer is als de boontjes selve. Daarenboven kan men aan de Vreemdelingen naauwelijks beletten dat se niet ee- | |
[pagina 142]
| |
nige versche boontjes souden uitdraagen; ja de inboorlingen selver souden sich licht door geld laten corrumperen: soo dat, om kort te gaan, de Coffeé door geen vuur of heet water passeert, ten zy het was om de schillen daar van los te maken, derhalven geschied sulks door toeval, en niet met opset, om het voortplanten te verhoeden. Ten anderen souden dese boomtjes juist in geen anderen plaatsen komen te wasschen, gelijk men siet dat vreemde gewassen, hier te lande niet wel willen groeyen. | |
VI.'t Is noch nauwlijks veertig jaar dat men dese drank in Holland gebruikt heeft, ja selfs over twintig jaar was deselve maar by sommige buitenlanders bekent, die in Turkyen en elders gesworven hadden, maar wyl onse Natie boven andere in wat nieuws op te speuren onverzadelijk is, soo is die drank van tijd tot tijd soo gemeen geworden, dat men de Coffi-huisen tot Amsterdam soo vol van menschen siet, dat se gepropt zijn: zelfs in Engeland, daar de Coffeé seer gemeen is, en voor een dagelijkse drank passeert, is over vyftig jaar noch niet bekend geweest. Wanneer se in de Levant eerst in gebruik geraakt is, weet men niet zekerlijk te bepalen, maar de gevoelens zijn van ontrent de twee hon- | |
[pagina 143]
| |
derd jaren, alhoewel Louis Bassano, 1545. Antonius Menavin, 1548, en François Sansovin 1563. verhalen dat dese Turkse drank wel drie honderd jaar aldaar gedronken is geweest. Ja sommige zijn selfs van gedagten dat die drank in Turkyen eerst is bekend geworden, sedert dat Sultam Selim Egypten heeft onder sijn magt gekregen in't jaar vyftien honderd seventien en achtien, en zijn de vinding daar van verschuldigt aan de Arabiers, die de Coffeé over de seven honderd jaren gekent hebben: alhoewel sommige lief hebbers van de oudheid, die in een superstitie gevallen zijn, dat d' ouden alles geweeten hebben, meinen dat Razis en Avicenna die onder de naam van Bunchum souden gekent hebben: maar Velschius in zijn Traktaat de Vena Medinensi weet met goede redenen te proberen, dat de Bunchum van d' Arabiers geen Coffeé is: maar dat dit woord dubbelsinnig opgevat werd: want Ebenbeithar segt dat de Bunchum is de Nascaphthum van Dioscorides: en, Ebenmaruf merkt in zijn Dictionarium of woorde-boek aan, dat Bunchum een riekende wortel is: eindelijk, Avicenna stelt die onder de wortels, die met de Coffeé geen gemeenschap hebben. Vorders meint Velschius dat Prosper Alpinus in zijn meininge is verwart geweest; namentlijk, dat hy Glans Unguentaria, dat de Arabiers Ban noemen, geno- | |
[pagina 144]
| |
men heeft voor het woord Bun: dit is het gene dan dat Avicenna van woord tot woord hier over schryft. ‘'t Is dan soodanig, zegt hy, dat de Bunchum yets is 't geen van Yamen gebracht werd, en yder een bevestigt dat het is een wortel van de Anigailen, als die oud is, en valt. Tot verkiesinge, doet hy daar noch by, neemt men de geelste, ligste, en die van een goede reuk is: want de witte en de sware is niet goed. Is heet en droog, Zegt hy, in de eerste graad, volgens 't gemeene gevoelen; of koud in d'eerste graad, gelijk andere meinen. Se versterkt de ledematen en reinigt de huid; verdroogt de vochtigheid; geeft aan 't lighaam een goede reuk &c.’ Hier uit blykt dan genoegsaam, en 'tis geen woorden-twist waardig, dat Avicenna hier van een geheel andere zaak spreekt als van de Coffeé: en het staat seer te dugten of de drank van Coffeé doen ter tijd wel in gebruik is geweest by eenige Natie. Eenen Marco Paulo heeft in 't midden van de dertiende Eeuw geschreven, zijnde in alle zijn beschryven aangaande zijn Reise door de Levant seer naauwkeurig: dese seg ik, heeft niet het minste gewag van de Coffeé gemaakt. d' Eerste mein ik, die 'er ons yets van geschreeven heeft, is Prosper Alpinus, zijnde nu ontrent de hon- | |
[pagina 145]
| |
derd jaren geleden, dat hy in AEgypten was, en na hem Joh. Veslingius: soo dat het niet en schijnt dat die drank zelfs in die Landen soo lange bekend is geweest: niettemin is die drank daar nu soo gemeen, dat men se daar drinkt, gelijk by ons het bier. Want soo ras staan se des ochtens niet op, of se hebben haer Coffeé gereed: komt haer een Vriend besoeken, of gaan se uit de Stad, soo sullen se eenige kopjens Coffeé komen te slobberen, die ze Fingeans noemen. Deze drank gebruiken zy niet oft seer selden nuchteren, gelijk wy hier in Holland doen, maar soo ras als zy wat gegeten hebben, zullen zy daar aan 't drinken tyen, soo jonge als oude, soo vrouwen als mans, sonder onderscheid te maken. De groote luiden doen 's ogtens haar maal eer ze drinken, en vasten dan tot twee uuren na de middag: maar de Koopluiden en Winkeliers, eeten daar eenig brood toe, dat daar expres toe gemaakt is, 't welk zy op sommige plaatsen Futier, en op andere plaatsen Quaqui noemen. Dit brood gelijkend eeniger wyze na biscuit, zijnde breed en plat gelijk een hand: soo dat rijk en arm alle ochtend voor het Coffi-drinken iets gewoon zijn te nuttigen: meinende dat se anders galachtig zouden werden, en dat die maag byt en knaagt, maar deze opinie van gal is zeer vals, waar van we in 't vervolg meinen te gedenken: | |
[pagina 146]
| |
maar dat dezelve, voornamentlijk als men wat veel drinkt, iemand wat slap maakt, dat is zeker, en niet te ontkennen, soo dat ik de wyze der Turken toe staa, en voor goed keur: waar van hier na breder. Men is gewoon alle dagen voor de huysen daar men Coffeé drinkt des ogtens beschuit verkoopers te hebben om tot de Coffeé te gebruiken: daarom is 't een spreekwoord onder de Turken, dat als ze niets hebben om tot haar Coffeé-drank des ochtens te eeten, zy de knoopen van haar kleeren moeten eeten: want dewyl, willen ze daar mede zeggen, de Coffeé zonder te eten ongezond is, soo moet ge evenwel iets hebben, men haalt het, waar men 't haalt. | |
VII.Hoe nu deze Coffeé eerst bekend geworden is, weet men niet meer dan by gissinge af te spreeken. Sekeren Faustus Naironi, Professor in de Chaldeische en Syrische talen tot Romen, verhaalt in zeker Traktaat dat hy van de Coffeé geschreven heeft: dat 'er wel eer een Herder, die op de Kemels of Geiten paste, was en, zegt hy, desen Herder quam op zekere tijd aan eenen Religieusen Monnik klagen, dat zijn kudde de heele nacht wakker was, en sprongen de geheele nacht door uit haar stal, tegene haar voorgaande gewoonte. De Prioor van 't Convent twyfelden terstond of | |
[pagina 147]
| |
het niet van haar voedsel quam: hy examineerde de plaats daar se gestalt waren, en vond niets dan een klein geboomt daar se van gegeten hadden: en om hier een preuf van te nemen, zoo vergaderde hy de boontjes, kookte ze in water, en gedronken hebbende, bevond hy zich wakker van geest, het welke hem wel te passe quam, om des ogtens vroeg zijn gebeden te spreeken. | |
VIII.Maar behalven deze historie leid my noch een ander in 't hoofd, 't zy dat ik ze gelezen heb, of dat ze my verhaalt is, weet ik niet: dat namelijk zeker Persoon wel eer op een Eiland gebannen was om van de wilde Dieren verslonden te werden: dewelke men na eenige jaren geleden te zijn, vet en gezond bevond te zijn: soo vraagde men na zijn gelegentheid, en waar by hy zich had onderhouden: waar op hy antwoorde, niet anders tot spys en drank gebruikt te hebben, dan deze boontjes: wat nu vorders van de waarheid zy, weet ik niet. | |
IX.Men sal my nu vragen welke de beste Coffeé is, zoo moet ik daar op zeggen, dat gelijk alle granen, erwten en boonen, hoe se grooter zijn, hoe ze ook meer gevoeder zijn; al- | |
[pagina 148]
| |
soo zeg ik dan mede van de Coffeé hoe hare korlen grooter zijn hoe beter. Daarenboven moet men die kiesen welke de alderversste is, zonder stof of vuiligheid, die ze daar by doen om het gewicht te vermeerderen. | |
X.De wyze nu van de Coffeé te branden, geschied als volgt: Men neemt dan de Coffi-boontjes twee of drie pond elke reis, want hoe men minder neemt hoe ze beter branden en gaar werden, die doet men dan in een kopere pan, oft anders in een aarde pan, stookt daar een lochtig vuur van kolen onder, zonder te veel vlam. Als ze dan beginnen warm te werden, moet men se geduurig met een ysere lepel of spatel omroeren, op dat se alle gelijkelijk braden konnen, tot dat se alsoo zagjes aan half gebrand werden: of dat ze de koleur hebben van karstanje-bruin, en dan zoo doet men se van 't vuur. Wanneer dit branden genoeg is, rieken zy als gebrand brood, niet onaangenaam. | |
XI.Anders doen zy de Coffeé in een instrument van vertint koper, oft yser, zijnde langwerpig en aan d' eene zyde toe, dat ze met de boontjes vervullen, en dan toesluiten. Dit leggen zy dan op de gloeyende kolen, en | |
[pagina 149]
| |
wenden het geduurig om, soo lange tot ze denken dat de Coffeé gaar genoeg is. Deze wyze acht ik zeer goed te zijn, om dat de fijnste deelen dan zoo licht niet komen te vervliegen, als wel in de opene pannen, en braden egaalder. | |
XII.Als nu deze boontjes gaar genoeg gebraden zijn, doet men ze in een vysel, en men stoot ze tot poeder, soo fijn, dat het is als meel, en om dat behoorlijk te doen, dient men daar een goede zeef toe te hebben, op dat het eene niet te grof, en 't andere fijn zy: alhoewel se het in de Levant wel wat grof maken, maar de Tinctuur kan eer uit een fijn poeder dan uit een grof getrokken werden. Het moet warm gestampt werden, zoo haast als men kan, want anders bederft het door de locht; want men weet dat in al wat gebrand is, het Alcali (dat is het zout zonder zuur) begint meester te speelen, en by gevolg van het zuur des lochts verzadigt werd: derhalven moet men ze zorgvuldig bewaren, en toesluiten 't zy in tinne Thee-vlessen, oft glasen met tinne schroeven, lere zakjes &c. | |
XIII.Sommige sijn der die dit poeder van allerlei erwten, boonen, paarde-boonen, tarw, | |
[pagina 150]
| |
rogge &c. weeten te bereiden, dat vry wel na de Coffeé gelijkent, maar is veel schraalder en soo voedsaam niet dan de Coffeé die men van de Coffeé-Boontjes maakt, alhoewel mede niet ongezond gedronken, en by gevolg niet te versmaden. | |
XIV.De wyze om die te kooken is deze: voor eerst heeft men een soort van hooge kannen met een tuit, 't zy van blik, tin, oft koper en dan van binnen vertint: ik neem daar toe gemeenlijk een Thee-keteltjen van ontrent twee pinten nats, dit zet ik met regen-water op het vuur te kooken, waar by ik een loot of anderhalf (na dat ik het sterk van tinctuur oft flaauw wil hebbe) van het voornoemde Coffi-poeder smyt, en laat het eens helder opzieden, dan zoo zet ik het van het vuur, en laat het een weinig staan, op dat het poeder na de grond toe sinke: onderwylen maakt men de kopjes en schoteltjes gereed, en men schenkt door de tuit van de kan oft keteltjen de heldere roode Coffi-drank, die men dan soo heet als men verdragen kan drinkt. | |
XV.Sommige doen by de Coffeé suiker oft honig, maar wyl zulks deze drank geensins ver- | |
[pagina 151]
| |
betert, maar eerder vermindert, kan ik niemand raden, zulks daar by te gebruiken: want het maakt te veel lymigheid in het bloet, en daarom alderbest nagelaten. Andere bereiden die op een andere wyze, welke ik geensins kan afkeuren, maar ik moet ze voor goed achten. Sy nemen dan een pint soete melk, deze laten zy eens opkooken, en gieten dan daar zoo veel uitgetrokke tinctuur van Coffeé by als 'er melk is, het welk te samen gemengt zijnde, een voedsame drank geeft. Ook is se dan beter van smaak voor die luiden die geen Coffeé gewoon zijn te drinken, want de melk die tempert de smaak van de gebrandheid een weinig, die sommige tegenstaat. Andere mengen onder het koken daar eenige nagelen of wat kaneel onder, of kardamom. Ryke luiden mengen daar suiker onder met amber grys gemengt, 't welk een aangenaamheid geeft. Maar best is 't dat men een greintjen van de amber grys onder de Coffeé mengden: het welk ons lighaam seer versterkt. | |
XVI.Daar zijn der die de Coffeé in het koude water doen, en laten het te samen kooken, 't welk zy dan van het vuur zetten, en op de eigenste wyze al slobberende drinken, als voren gezegt is. | |
[pagina 152]
| |
Deze bereidinge kan weinig van de vorige verscheiden zijn, dan alleen dat de Coffeé in deze laatste wat langer trekt. |
|