Zangen van hoop(1919)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 108] [p. 108] Het Eeuwig Liefdefeest Zooals de eeuwge aether de eeuwge ruimte kust en draagt de warme aarde in zijn zachte armen: zooals de eeuwge zee naar eeuwge landen gutst, en aan haar eeuwig stort zijn zingend liefd-alarmen. Zooals in 't voorjaar, licht, het liefdezingend beestje om 't vrouwtje hipt en breidt zijn glanzge veeren uit en kust het hartje; het zingend liefdefeestje geeft vogels eeuwig, altijd 'n bruigom altijd 'n bruid. Zoo draag ik in mijn hoofd 'n volk bont van geleden, mannen, vrouwen, hoogrijzig, stralend van sterke daad, mannen, vrouwen, klein en zwak, laf stil van zeden, kunstenaars en wijzen met lichtend hoog gelaat. Gij draagt hen, als de ruimte draagt de aarde zooals 'n spinne één is met haar draden en ze draagt, tot bloeien naar het licht in uwer lenden gaarde en plengt ze met uw bloed, mijn ranke schoone maagd. Later als stille palmen spelen op windevaart en dansen naar het licht en wuiven naar beneê waar onze oude asch als 'n hoopje wordt bewaard gaat over wereld juichend, uit u en mij ons twee 'n leger kerels, 'n leger helden, sterke vrouwen die hoogtrotsch treden, doch teeder 't stralend oog: [pagina 109] [p. 109] om hen lichtfeesten de vruchtbegloeide gouwen schoonheid rijst marmerblank om hen omhoog. Zij zijn de kinderen van u en mij; de armen, de deemoedigen de veelgevloekten: o lief, wat schoone geest nu tusschen u en mij, mijn blanke ree, mijn goedige, bij ons van man en vrouw 't eeuwge liefdefeest. Ik kus u en de sterren die verschieten zijn gouden gaven, die de nacht met zachte hand om uw bruidsbed strooit, doet lichten, er staan aan hemel veel, 'n gouden krijgerswacht, zij staren duizend! duizend! als duizend komende gezichten. Ik kus u, in den weerschijn van uw oogen zie ik mijn beeld: ik zie mijzelf in u veel malen weer: achter uw donkre wimpers vloeit in gouden zonnetogen een eeuwig blauwend stralend liefdemeer. Vorige