Zangen van hoop(1919)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] De Boom Aan het oude grauwe erf staat de hooge groene boom, blinkend in zijn groene verf met zijn bloemkroon blank als room. Oude huizen staan geduldig, met de oogen dichtgetast stom en scheef en verve ruldrig stukgevallen en gelascht. Oude stijlen, oude pannen, oude prullen schots en krom liggen, roestig en gebroken erf en plaats en boomvoet om. 'n Schuitje, zwarter dan het water waar het op en neder gaat gromt met zwarte waterklater 'n kettingzang, in eendre maat. En de boom staat maar te bloeien en 'n heerlijk zonnefeest komt haar bloemenhoofd bevloeien bloem en blad en tak, om 't meest. Oude huizen, oude prullen, arm, verlaten, dof en moede, zien als liên die sterven zullen naar de bloemkroon, bloemenroeden. En het oude schuitje klaagt maar aan haar ketting kermend zacht, en het water, weenend, draagt haar spiegling naar omlaag, tot nacht. Vorige Volgende