Zangen van hoop(1919)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] De Verloren Moeder (aan Mevr. Berns) Stil suizlen de zonnen door 't ruim en vragen niet waarom zij wentlen, 't eeuwig ruim omhoudt hen vast; stil ruischen de zeeën en eeuwig daalt en wast haar blank gelaat en eeuwig ruischt haar eeuwig golvenlied. Stil bloeien de bloesems, de vruchten en worden getast, de menschen en de volken bloeien, zinken in het niet. Zooals een tuinder rondgaat en zijn akkers wiedt, zoo wiedend komt gij, Dood, in aardtuin, en verrast. En ginds daar schreit een weduw, hier een amper kind en allen klagen, schreien, allen gij vindt bereid te volgen u en hare lieve doode. Maar! 'n oude moeder aan sponde van haar kind die 't dragen, het verwachten, en 't bloeiend opgaan zint o bitter! waar haar, arme, 't eerst bereid de zoode. Vorige Volgende