Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Als wijd en verre. Als wijd en verre zachtjes de vensters neder gaan, theekransjes huiswaarts gaan met jool en lach en dagjes - Dan is 't mijn uchtendkrieken, nietwaar Marietje mijn, dan moet ik als met wieken in 't dak gestegen zijn. En dan gaat 't zolderluikje aan 't knarsen op een kier, ik kruip in 't schuine huikje op inbrekersmanier........... En als ik ben gekomen tot aan 'n donkre trap, dan word ik vastgenomen door 'n handje zacht en rap. [pagina 63] [p. 63] Dan laat ik stil mij sleepen, tot waar het handje wil, den adem dichtgeknepen, de voeten bijster stil. Zoo ga ik zachtjes, zachtjes, tot dat 'k moet blijven staan, onder 'smoorde kout en lachjes een lichtje twinkelt aan, dan is 't mijn ochtendkrieken, ....nietwaar Marietje mijn... van dag die als met wieken zoo snel versneld kan zijn.... Vorige Volgende