Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] De wonder gouden zonne. De wonder gouden zonne glanst door het vensterkijn en toovert gouden blommen op ruit en langs kozijn. En siert je blonde hoofde dat mij nog gaar niet ziet, en mij nog ver geloofde bij maat en wijn en lied, Ik kom je mondje kussen en bei je wangekijns en je oogetjes ertusschen en 't fijne neusekijn. Ik kom met groote stappen en rep mijn beenen snel, ik hoor je wieltje rappen! ik hoor je adem wel! [pagina 60] [p. 60] Het deuretje knerst open en laat mij in gezwind dan sluipend naâr geloopen dan pak ik je, mijn kind. Wat ik je toen al zoende en beet en drukte en wrong en al geweld'ger doende je in mijn harte drong. ....De wondergoude zonne ging, ging uit op 't vensterkijn en doofde gouden blommen op ruit en op kozijn. Vorige Volgende