Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] De vrage. De avond was stil in de zwarte laan, de huizen stonden blind zonder bewegen, en op de paden stil erheen-gelegen was alles weg, en stil ter rust gegaan. De maan scheen zilverlichtend in je oogen en om je slapen maalde hij een krans, omzilverde met hippend plekgedans je hoofd en hals, en fijne lijvebogen. En vreemd en ver een zachte vogel floot een diep en donker lied uit 't duister van den nacht, en zij aan zij als lid van reuzenwacht gestorven starren dood, stonden de boomen, groot. Wij hebben niets gezegd en niets begrepen maar vreemd als in 'n droom elkander aangestaard in de oogen groot, de vrage, onverklaard, als antwoord vast de handen saamgeknepen. Vorige Volgende