Wat zang en melody(1910)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Angst. Het land was zwart en al de heuvels sliepen onder een zwarte wa, met zwiepen sloegen stralen schitterlicht gril door het zwartste hart. Guirlanden diadeemen kwamen er even hangen en blauw en witte bloemen in wild gedegen lijnen, het licht kwam plots je oogen openschijnen en witte helle lichten in hunne diepten prangen. Een zware mannenstem gromde uit verre diepten, de roffels van die stem gromden de wolken na en vallend naar omlaag deden ze d'aarde rillen. De boomen sidderden en vogels angstig piepten, wild loeiend joeg de wind de roffels achterna in wilde steigerwoe' en hondendol omgillen. Vorige Volgende