Jonge Mei(1924)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] De postiljon. Zing, zing door de lucht je klaroenende klank de wagen en 't paardje als zonne zoo blank, zoo blank als je hoorn die blaast door de lucht, wij komen! wij komen uit heel het gehucht. Van Vader en Moeder van 't meisje, de vrouw, ook wat niet bevroed er aan blijdschap, en rouw. Ik hoorde je komen al ver, op den wind, je wagen al schokkend je paardslag gezwind. En 't lustige blijde zonkoper gerucht zingend ver uit 't wijde door goudene lucht. [pagina 65] [p. 65] Je brengt mij veel goeds van de vrouw die mij lief, veel lichtzonne-glanzen draag je aan, in je brief. Van 't jongetje kraaiend 'n jongen vol lach dag beiden! dag beiden! veel liefs! Goedendag! Wij wachten je weer met je tasch en je pruim, je oogen vol glanzen en je sprankelende luim. Voor velen 'n blijdschap, voor enkelen 'n rouw; jij blaast en jij rijdt en jij monkelt maar trouw. Zing, zing door de lucht je klaroenende klank de wagen en 't paardje als zonne zoo blank, [pagina 66] [p. 66] zoo blank als je hoorn die blaast door de lucht ‘wij komen!’ wij komen!' naar 't volgend gehucht. Vorige Volgende