Gewijde liederen(1926)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Klacht In mijn verlatenis en mijn ellende kom ik tot u gebogen God mijn Heer. God van mijn Vader Heer die 't bloed van mijn kind naamt en die ons bevestigde in 't verbond Abrahams. In mijn verlatenis kleinheid en ellende kom ik tot U en schrei, want mijn hart is vernederd en verduisterd, en vele wonden draagt het als wormstekige vrucht in September. [pagina 55] [p. 55] Door den vreemde schreed ik en werd gehoond, langs de broeders trad ik en werd belachen; nu kom ik in uw tempel Vader en buig mijn hoofd en schrei. De Oraun is gesloten maar achter de deuren weet ik geschreven Uw eeuwige wet, die ik verliet: in haar seferen staan de zingende woorden die ik vergat. [pagina 56] [p. 56] Koraal aan koraal Keten aan keten zijn de glanzende woorden geregen tot 'n smaragdtooi tot 'n Bruigomskleed voor Israël, van u, Heer en Vader. Laat nu mijn oogen parelen van trots dat ik Uw zoon weer ben, en als ontloken bloem zoo zuiver weer mag treden voor 't Eeuwig, Eeuwig licht 'n knop, 'n kind den God, den Vader. Vorige Volgende