Gewijde liederen(1926)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Bar Mitswoo De luchters van ons huis heb 'k voor u aangestoken het witte tafelkleed blank voor u uitgevouwen 'n zilvren beker, blinkend, neergezet. Hef uw handen naar de kaarsen en zegen met Moeder den Sabbath en zegen met mij ons huis en ons grooter huis ons Volk! o zij uw harte overmoedig dat ge dat moogt! Uw zachte volle haren neem ik in mijn handen ik streel uw hoofd: ‘Jeworech elouheinoe! Jeworech elouheinoe!’ [pagina 35] [p. 35] Moogt ge groot worden en sterk moogt ge nobel worden en eerlijk moogt ge trotsch worden ons volk getrouw. Door de straten onzer stad zing ik 'n lied voor u. Mijn zoon is tot des mans gekomen en de Touroo heeft hem bevestigd. Later zingt ge 'n lied voor mij; dat uw tong dan niet stamele als 'n vreemde, en dat het kaddisj woord ontruische uw hart, mijn zoon, mijn man, mijn kaddisj. Vorige Volgende