Een bonte vlucht(1911)–S. Bonn– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 88] [p. 88] Ter zege! (bij den kiesrechtstrijd). Zwart zijn wij als kolen, voor 't werpen in oven, zwart als de aarde onder onz' kromgewerkte handen, maar de woorden als vlammen, de begeerten als zwaarden, gaan uit ons begeeren-roodgloeiende mond. Ons oog licht als vuur, als een vuur dat oplaait want wij hebben een groot, heel groot lichten gezien en de weerschijn daarvan brandt in 't oog ons heel blank .................. [pagina 89] [p. 89] O gij hoog gezeten op uw tronen van macht o gij, die u stut op uw stutsels van goud vanwaar is uw heerlijkheid en ons gemis? vanwaar uw verheffing en onzen deemoed? Zie, lijk op kaden de touwen van schepen zoo liggen de aren gezwollen op onz' hand, zie, lijk aan stranden de klippen opsteken zoo puilen de jukken de wangen vooruit, zóóveel wrochten wij, zóóveel kracht gaven wij! Niet is 't u genoeg, verwaatnen! Gij die als vader zijn kind onderdanig ons klein houdt en stom als onnooz'len, een stem hebben wij en wij mogen niet spreken, een hoofd hebben wij, mogen niet eigen leven beraden. Gij die ons en onze zonen wegvoerdet en voert en hen drilt in uw dreigend ontzag, en hen leert hoe uw weelde het best te bewaren, [pagina 90] [p. 90] te bewaken uw huis en uw lijf en uw goed; gij die van elke bete onzer uw dubble rente neemt en van elk zilverstuk onzer uw penning. Gij die niet zat wordt het goud te vergaren door onz' duizend voor u uur aan uur, met spanning van vezel en zenuw gewrocht, ziet ons zwart als de kolen voor 't werpen in oven ziet ons zwart als de aarde onder onze handen, krom: onze woorden als vlammen de begeerten als zwaarden gaan uit onz' begeeren-rood gloeiende mond. Wij scheuren uw ketens, wij breken uw boeien hier staan wij! hier staan wij! waakt op, geeft ons recht. Onze kracht is nog uw, en ons lijf is nog uw, [pagina 91] [p. 91] maar ons hoofd willen wij, 't is door u niet gekocht, en 't is niet meer te koop voor uw glanz'ge dukaten. Als een toren er staat in een stad, hoog en zwaar, als haar klokkenslag klinkt in den nacht wijd en luid komt een roep, onzen roep in uw ooren: Wij zijn er de wrochters van àl dat bestaat wij zijn het die de aarde rijk maken en bloeiend wij zijn het die de hartslag en 't leven opkloppen wij blazen het leven rijk óp, dat het bloeie, haar adem, haar dauwrijke adem zijn wij! Te lang! al te lang hebben wij u gebedeld te lang, al te lang u gevraagd en gesmeekt weg! weg! met uw heerschen en onnoozele knechting, een bent vrije mannen een leger van kerels een drom zwarte geuzen, fiere geuzen zijn wij! [pagina 92] [p. 92] Laat af uw regeeren! wij regeeren ons zelve Laat af met uw wetten! onze wet maken wij! Gij hebt er te lang reeds getalmd en getreuzeld nu trekken wij samen, het bidden heeft uit! ziet de drommen als kudden van bronstige stieren, ziet de drommen als treinen van lijven zoo talrijk; hoor de stem als een buld'rend kanon in uw ooren dat trille uw hart nu en beve uw hand. Wij willen ons eigen leefrechten bewinnen! wij willen de stad en de staat ons bewinnen! wij willen het geluk en het leven bewinnen ....wij willen de wereld en alles bewinnen. Vorige