| |
| |
| |
De stem der democratie in de geschiedenis.
We laten hieronder enkele klassieke formuleringen der democratie volgen, die den meesten lezers weliswaar bij name of bij gezichte bekend zullen zijn, maar waarvan men op grond der ervaring toch mag aannemen, dat de woordelijke tekst hun veelal onbekend is. Het is wel onnodig te betogen, dat en waarom ons de bekendheid van die woordelijke tekst in onze tijd meer dan ooit nodig lijkt. Juist van de democratie dienen de aanhangers man voor man en vrouw voor vrouw te weten waarvoor zij strijden en niets sterkt meer dan het besef, dat het bij de democratie niet om een vaag ideaal gaat, maar dat zij steunt op een welgevestigde traditie van eeuwen.
| |
431 v. Chr. Uit de Rede van Pericles op de gevallen strijders naar Thucydides in zijn boek over de Peloponnesische Oorlog. Vert. door Dr D. Loenen:
Wij hebben een staatsvorm, die niet een navolging is van anderer instellingen en tradities; veeleer zijn wijzelf een voorbeeld voor menig ander, dan dat anderen ons tot voorbeeld strekken. Zijn naam is democratie, omdat invloed op staatszaken bij ons niet een voorrecht is van weinigen, maar een recht van velen. In particuliere geschillen geldt voor àllen gelijkheid voor de wetten en met de maatschappelijke beoordeeling staat het zóó: heeft iemand om iets een bijzonder aanzien, dan dankt hij een hogere onderscheiding in het publieke leven minder aan zijn klasse dan aan zijn persoonlijke verdienste. Armoede is geen schande; voor ieder hoe arm ook, staat de mogelijkheid open, de gemeenschap te dienen .... zo hij dat kan.
Vrij leven wij als burgers in onze gemeenschap en in het dagelijks leven remmen wij niet elkaars gedragingen door spiedende argwaan, want wij zijn
| |
| |
niet gemelijk over onzen naaste, die zich eens buiten de conventies stelt; zelfs onze blik, die wel niet straffen, maar pijnlijk steken kan, verraadt daarover geen wrevel.
Terwijl wij dus als particulieren niet in een sfeer van geprikkeldheid verkeeren, houden wij ons in het openbare leven strikt aan de plichten, ons door de staat opgelegd, vooral uit vroom ontzag, in gehoorzaamheid aan de opeenvolgende overheden en aan de wetten, in het bijzonder aan die, welke gesteld zijn tot steun voor de onrecht-lijdenden en aan de, zij het ook ongeschreven, gebruiken, wier overtreding door de publieke opinie met schande wordt gebrandmerkt.
| |
26 Juli 1581. Uit het Plakkaat van Verlatinge (de z.g. afzwering van Philips II door de Staten-Generaal der Verenigde Provinciën).
Also een yegelick kennelick is, dat een Prince van den lande, van Godt ghestelt, is hooft over sijne ondersaten om de selve te bewaren ende beschermen van alle onghelijck, overlast ende ghewelt, ghelijck een herder tot bewaernisse van sijne schapen,
ende dat d'ondersaeten niet en zijn van Godt gheschapen tot behoef van den Prince om hem in alles, wat hij beveelt, weder het goddelic oft ongoddelick, recht oft onrecht is, onderdanich te wesen ende als slaven te dienen, maer den Prince om d'ondersaten wille, sonder de welcke hy egheen Prince en is, om de selve met recht ende redene te regeeren ende voor te staen ende lief te hebben als een vader sijne kinderen ende een herder sijne schapen, die sijn lijf ende leven sett om de selve te bewaren;
ende so wanneer hy sulcks niet en doet, maer, in stede van sijne ondersaten te beschermen, de selve soect te verdrucken, t'overlasten, heure oude vrijheit, privilegien ende oude hercomen te benemen ende heur te gebieden ende gebruycken als slaven, moet gehouden worden niet als Prince, maer als een tyran, ende voor sulcks nae recht ende redene mach ten minsten van sijne ondersaten, besondere by deliberatie van de Staten van den lande, voor egeen Prince meer bekent, maer verlaten ende een ander in sijn stede, tot beschermenisse van henlieden, voor overhooft, sonder misbruycken, gecosen werden.
| |
6 Januari 1649. Uit een Resolutie van het Engelse Lagerhuis:
Dat het Volk is, onder God, de oorsprong van alle rechtvaardige macht; dat de Engelse Gemeenten in het Parlement bijéén, gekozen door en ver- | |
| |
tegenwoordigende het Volk, de oppermachtigste macht in deze natie hebben; dat alles wat door het Lagerhuis wordt uitgevaardigd of voor wet verklaard, kracht van wet heeft en het gehele volk in deze natie daardoor is gebonden, ongeacht de toestemming en medewerking hetzij van den Koning hetzij van het Hogerhuis.
| |
4 Juli 1776. Uit de Onafhankelijkheidsverklaring der Verenigde Staten van N. Amerika:
Wij houden deze waarheden voor vanzelfsprekend: dat alle mensen gelijk geschapen zijn; dat zij door hun Schepper bedeeld zijn met onvervreemdbare rechten; dat tot deze rechten behoren leven, vrijheid en het streven naar geluk; dat, ter verzekering dezer rechten onder de mensen regeringen zijn ingesteld, die hun rechtmatige macht aan de toestemming der geregeerden ontlenen; dat, wanneer enige regeringsvorm deze doeleinden dreigt te vernietigen, het het recht van het volk is, hem te veranderen of af te schaffen en een nieuwe regering in te stellen, die haar fundament heeft in zodanige beginselen, en haar gezag organiseert in zodanige vorm, als hun het meest geschikt zullen lijken om veiligheid en geluk te waarborgen.
| |
27 Augustus 1789. Uit de ‘Déclaration des droits de l'homme et du citoyen’ - de Verklaring van de Rechten van den Mens en den Burger:
In de overtuiging, dat de onkunde, aangaande het vergeten van of de minachting voor de mensenrechten de uitsluitende oorzaken van de openbare misstanden en de verdorvenheid der overheden zijn, hebben de in de Nationale Vergadering verenigde vertegenwoordigers van het Franse Volk besloten, in een plechtige Verklaring de natuurlijke, onvervreemdbare en geheiligde rechten van den mens kond te doen, opdat deze Verklaring allen leden der maatschappij voortdurend voor ogen zou staan en hun onophoudelijk hun rechten en hun plichten in het geheugen zou terugroepen, opdat vervolgens de handelingen der wetgevende en der uitvoerende macht grotere achting genieten zouden, doordat zij elk ogenblik met het doel der gehele staatsinrichting vergeleken kunnen worden, en opdat, ten slotte, de voortaan op eenvoudige en onbetwistbare grondstellingen gefundeerde kritiek der burgers dienen zal tot instandhouding van de staatsinrichting en tot de welvaart van het geheel.
| |
| |
De Nationale Vergadering erkent derhalve en doet kond in tegenwoordigheid en onder de bescherming van het Hoogste Wezen de volgende mensenen burgerrechten:
Art. 1. De mensen worden vrij en gelijk aan rechten geboren en blijven het ook. De maatschappelijke verschillen kunnen slechts op het algemene nut gegrondvest worden.
Art. 2. Het doel der vereniging in een staat is de instandhouding der natuurlijke en onverjaarbare mensenrechten. Dat zijn de rechten op vrijheid, eigendom, veiligheid en weerstand tegen onderdrukking.
Art. 3. De oorsprong van alle souvereiniteit ligt in wezen in de natie. Geen lichaam, geen individu kan gezag uitoefenen, dat niet uitdrukkelijk van haar uitgaat.
Art. 4. De vrijheid bestaat in de macht al dat te doen, wat een ander niet schaadt; de uitoefening van de natuurlijke rechten van ieder mens heeft dus slechts tot grenzen die, welke den anderen leden der maatschappij het genot dierzelfde rechten waarborgen. Deze grenzen kunnen alleen door de wet bepaald worden.
Art. 5. De wet kan slechts die handelingen verbieden, die schadelijk zijn voor de maatschappij. Niets mag verhinderd worden, wat niet bij de wet verboden is en niemand mag tot iets gedwongen worden, wat de wet niet gebiedt.
Art. 10. Niemand mag om zijn meningen, zelfs om zijn religieuze niet, worden lastig gevallen, op voorwaarde, dat hun verkondiging de door de wet vastgestelde openbare orde niet verstoort.
Art. 11. De vrije uiting van gedachten en meningen is een van de waardevolste mensenrechten; ieder burger mag dus vrijelijk spreken, schrijven en drukken, met dit voorbehoud evenwel, dat hij in de door de wet gestelde gevallen aansprakelijk is voor het misbruik dezer vrijheid.
| |
1928. Uit ‘Labour and the Nation’, een program van de Britse Arbeiderspartij:
.... De Arbeiderspartij zal er zich intussen niet toe bepalen uitsluitend de politieke democratie veilig te stellen tegen elke aanval, hoezeer het het belang van die taak ook erkent. Zij is van mening, dat de onontbeerlijke aanvulling van de politieke democratie - en uiteindelijk, inderdaad, de enige zekere garant voor haar voortbestaan - moet zijn de afschaffing van de grote verschillen in rijkdom, die tegenwoordig alle weldenkende mannen en vrouwen tegen de borst stuiten, alsmede een zodanige hervorming van het productie- | |
| |
stelsel als voor de massa der werkenden de werkelijkheid en niet slechts de naam van vrijheid zal waarborgen. Zij komt op voor het systematisch en onverpoosd gebruik van de politieke macht tot afschaffing van sociale voorrechten en economische tyrannie en vóór het vormen van een maatschappij, waarin de schatten van beschaving niet langer het monopolie van een klasse, maar het erfgoed van heel de natie zullen zijn.
|
|