Dirck Volckertszoon Coornhert
(1941)–H. Bonger– Auteursrecht onbekendStudie over een nuchter en vroom Nederlander
[pagina 4]
| |
‘Weldoen ende vrolyck wesen is het alderbeste goet alder menschen. | |
[pagina 7]
| |
VoorredeDit boekje heeft één doel. Het wil in groter kring dan die van theologen, cultuurhistorici en letterkundigen belangstelling wekken voor een belangrijk en vooral voor een echt Nederlander. De Middelbare school heeft gemaakt, dat de gemiddelde beschaafde Nederlander de politieke geschiedenis van de 16e eeuw (de tachtigjarige oorlog die het aanzien heeft gegeven aan ons land als zelfstandige staat) kent en de beschavingsgeschiedenis van de 16e eeuw zo goed als niet kent, terwijl daardoor de cultuurgeschiedenis der Gouden Eeuw (vooral de schilderkunst en de letterkunde) die wel gemeengoed is geworden, plotseling lijkt op te komen. Het komt hem voor dat die bloeiperiode der 17e eeuw geen voorgeschiedenis heeft. Men beschouwt de bloemen en heeft niet steeds veel aandacht gehad voor de knoppen die zijn gaan zwellen in de 16e eeuw. Het is ook nog niet mogelijk om zich een duidelijk beeld te vormen van die bijna chaotisch veelzijdige in beweging zijnde tijd, de kennis blijft fragmentarisch, niet in 't minst omdat er nog veel te onderzoeken valt. Maar hoe verward en verborgen soms, in deze Nederlandse Vroeg-Renaissance, in deze jaren van het opkomend Protestantisme met zijn vele secten en groepen, waarin de tot kracht en bewustheid gekomen derde stand, de burgers, met overal uitbarstende energie economisch en cultureel de Middeleeuws Katholieke eenheidsbeschaving en het eenheidsgeloof uitholt en nieuwe vormen schept, liggen alle wortels van de economische en culturele bloeitijd der 17e eeuw. Het is onjuist te menen, dat op die ‘nieuwe tijden’ het strakke Calvinisme alléén zijn stempel heeft gedrukt. Juist van de ‘Stiefkinderen van het Christendom’Ga naar eind1) komen vele trekken, die tot ‘Nederlands geestesmerk’ zijn gaan behoren. Ondogmatische gezindheid, menselijk aards optimisme, verdraagzaamheid, redelijkheid, nuchterheid, critische zin en rustig godsvertrouwen zijn kenmerken van den late- | |
[pagina 8]
| |
ren Nederlander geworden. De opvatting van de volstrekte verdorvenheid der mensen en van de fatalistische erfzonde drukt een stempel op een deel van de Nederlanders. De genoemde trekken zijn al vóór het Protestantisme kenmerkend voor een groot deel van de Nederlandse bevolking, want het is juist in Nederland dat de beweging van de Moderne Devotie haar oorsprong vond. Aan geen figuur zijn al deze elementen beter te demonstreren dan aan Dirck Volckertszoon Coornhert, de veelzijdige, harmonische, rustige zoeker naar een vaste levensbasis temidden van de woelige stromingen van zijn dagen. Een stiefkind van het Christendom? Ja, een stiefkind van het officieele, positieve Christendom, maar een echt kind van een eenvoudig op liefde berustend geloof en in zijn redelijkheid een ‘modern’ man. Zijn tijd vooruit was hij niet, dat is niemand, wel heeft hij mede zijn tijd en volgende perioden gevormd en wel zijn vele van zijn denkbeelden vruchtbaar gebleken. In zijn geestelijke structuur herkennen wij veel elementen van de later levenden, vele van zijn karaktertrekken vinden wij nog bij de beste Vaderlanders. Waarin Nederland groot is, daarin was Coornhert groot, waarin Nederland klein is daartegen verzette Coornhert zich, en daarom hoort hij tot de ‘Erflaters van onze beschaving’.Ga naar eind2) In 1939 schreef M. Nijhoff:Ga naar eind3) ‘Al heeft Holland in scheppingen niet meegedaan, het heeft een peilschaal voor geheel Europa geleverd, in de conscientieuze bespiegelingen van geestelijke waarden.’ Omdat Coornhert zo een conscientieuze, critische afweger van waarden is geweest en omdat hij de opkomende denkbeelden omtrent de menselijke waardigheid, in voortdurende strijd met de dogmatische groepen heeft verdedigd en verspreid, daarom is hij een groot Nederlander, en daarom is hij waard, ook buiten vakkringen, meer bekendheid te krijgen dan hij nu heeft. * * * Zelfstandige Coornhertstudie ligt maar aan enkele onderdelen van dit boekje ten grondslag, dus de feiten berusten in de eerste plaats op de onderzoekingen van den besten Coornhertkenner, ik zou hem durven noemen de Coornhert apostel, Prof. B. Becker. | |
[pagina 9]
| |
Ieder die zich met de Coornhertstudie bezighoudt en vooral hij die publiceert, zal de gedachte niet van zich af kunnen zetten dat hij de onmetelijk rijke boomgaard van Becker's kennis plundert. Tot troost is het hem dat er nog ongetelde aantallen vruchten blijven en dat het den bezitter niet mogelijk is alle vruchten zelf te plukken en te verzenden. Naast zijn onderzoekingen moeten genoemd worden de studies van Prof. J. Lindeboom, het boekje ‘Dirck Volkertszoon Coornhert’ (1887) van F.D.J. Moorrees en de onderzoekingen van Dr. A. Zijderveld, A. Hallema, Dr. W.A.P. Smit, Dr. H.A. Enno van Gelder, Dr. G. Stuiveling en Dr. G. Kuiper, die in zijn in 1941 verschenen boek ‘Orbis Artium en Renaissance, Corn. Valerius en Seb. Foxius Morzillus als bronnen van Coornhert’ een bijdrage heeft geleverd tot een beter begrip van Coornhert's meest bekende werk, de ‘Zedekunst’.
Januari 1941. |