Geschiedkundige gedenkstukken en aanmerkingen over het bestuur van Holland. Deel 2
(1820)–Lodewijk Napoleon Bonaparte– Auteursrechtvrij
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit onderscheid wordt op de volgende wijze opgehelderd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4o. Men brengt hier niet de som, die gevorderd wordt voor de renten en de aflossing van de geldleening van dit jaar, dewijl deze gevonden worden, door middel van eene buitengewone belasting, die bijzonderlijk bestemd is, om daarin te voorzien. De laatste aanmerking, welke op dezen vergelijkenden Staat te maken is, bestaat: dat dezelve eene vermindering van ƒ10,000,000, op de uitgaven van 1808, en van ƒ8,140,368: 2: 2, op het Budjet van 1807 aanbiedt, en vergeleken zijnde met dat van 1806, hoezeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de renten van de Publieke Schuld vermeerderd zijn met ƒ4,000,000, voor de geldleening van 1807, behalve die van het crediet, door het Wetgevend Ligchaam, in 1805 en 1806 geopend, er nog eene vermindering ontstaat van ƒ12,006,535,11:10, terwijl de hulpbronnen van de Schatkist vermeerdert zijn, door de inkomsten van Oost-Friesland en de verdere landen, die met het Koningrijk zijn vereenigd.
De Staatsraad, (geteekend) J.H. APPELIUS.
Amsterdam, 6 November 1809. |
|