Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 259]
| |
Voys : O Kers-nacht. &c.DE Geest daer steets mijn Ziel op ruste,
Die 'k vaack ter smuyck soo graegjes kusten,
Legt lacy, in zijn Bloet ontsielt,
O droevigheen, hoe komt den Degen,
Mijn Zon! soo door u Hert geregen?
O Ramp der Rampe my vernielt.
2. Wat adem kan mijn Borst nu scheppen?
Mijn Jeugt, en bloemt moet gansch verleppen:
Ach! 'k wort mijn schreyent leven moe,
Mijn Trouwe Ziel! hy draeyt zijn Oogen;
En is met Tisbee noch bewogen
| |
[pagina 260]
| |
Maer hout zijn lieve Montje toe.
3. 'k Wil dan oock 't bloedigh lemmer rucken
En in mijn flauwe boesem drucken
Mijn lieve Pyramus ten zoen,
'k Daer heen verbleeckte wrede tyen,
'k Sal noyt meer plagen van u lyen
Maer met de Doot mijn lusten voen.
FINIS. Is't Bon. |
|