Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 204]
| |
Stem: Nu zich ondankbaar toont mijn &c.VVAar sluimert mijn Zieltje, mijn schoone Dorinde!
In weelige takjes van 't dertele groen.
Of vlucht zy voor d'oogen van haaren Beminde!
Die slechs door haar oogen zijn Minne kan voen.
Slaap niet, mijn Engel, maar ontsluit het Licht,
Dat zoete vlammen in mijn boezem sticht.
Ontsluit de Starren, die zo helder staan,
Als aan den Hemel doen de zilv're Maan.
2. Waar dwaal ik, waar loop ik, al blindeling heenen?
Daar hoor ik een zucht uit een tengere Borst.
Daar zie ik een straaltje, daar is'et verdweenen.
Ach! dat ik mijn Zonne wat naderen dorst.
Ik zie haar oogen door de bladers heen,
| |
[pagina 205]
| |
Maar derf de vlamme niet wel nader treen.
Za, za, ik geef mijn Leven aan het vuur.
O zoete vlamme! dat zy eeuwig duur.
FIN. N.v.A. Leef in Liefde. |
|