Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
Stem: Repicaban, &c.ALs mijn Schoone, mijn Vitverkooren,
Haar keeltje mengt in't zoete Snaare-spel,
Haar keeltje mengt in't zoete Snaare-spel,
't Schijnt dat Goden en Hemel, 't gewemel
Van Zon en Maane luistert na dien Toon:
En d'Opper-zalen
Haar adem halen,
In een Lucht zo schoon.
2. Hoe kan Schoonheit zo hart van hart zjin?
Hoe blikt u Lodder-oog zo stuur van licht?
Hoe blikt u Lodder-oog zo stuur van licht.
Laat haar gunstige stralen // toch dalen
In't harte van een Dienaar van de Min,
Van een gevangen,
| |
[pagina 138]
| |
In u verlangen,
Met zijn Ziel en zin.
3. Zou dat Roosje, zo frisch, zo bloeyent,
Verwelken op een uitgevoede steel?
Verwelken op een uitgevoede stee.
Laat het Liefde doen groeyen // en bloeyen,
Het kostelijkst' en aldernutste zout
Dat gy kunt wenschen,
En alle Menschen
Voet en onderhout.
4. Laat zo vruchten uit u Schoot spruiten,
Zo komt'er voor't geplukte Bloempje meer,
Zo komt'er voor't geplukte Bloempje meer:
Die weer jeughdig u Schone // vertoonen,
Als telgjes van zo heerlijk een stam,
Als ooit op aarde
Zich openbaarde,
En te voorschijn quam.
N.V.A. Leef in Liefde. |
|