Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
Stem: O nacht jaloerse nacht.
HEt jaar-gety, tot U geboorten is beschooren,
Vernieuwt ons wederom op u geboorte-dag,
Hoe dat u tederheit, uyt 's Moeders schoot gebooren,
Onnozel in de wieg, of 's Voetsters arrem lag.
Hoe gy u Ouders , en u waarde Vrinden tevens
Verblyde, toen u jeucht te voorschijn quam, zo schoon,
| |
[pagina 88]
| |
Hoewel u teere stem de jammeren des levens
Beschreide met een zoet' en kinderlijke Toon.
Een kinderlijke toon: die dringende ten wolken,
En hoogen Hemel in, een heerlijk getal
Van Engelen bewoog, om d'ondermaansche Volken
Te groeten op zoo'n teer en kinderlijk geschal.
Een van haar, aangedaan met blinkenden gewade,
Spreekt duistere woorden voor die 's werelts duisternis
Beminnen, maar waar in zich 't harte kan verzaden
Van die de werelt, en al 't haare viant is.
|
|