Delfs Cupidoos schighje
(1652)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
Straft u Soon // geeft hem loon,
Citharee, heelt mijn wee, dit's mijn bee,
Soo sal u Eer vergrooten,
2. Mijn Tranen maecken my steets nat
Mijn Tranen maecken u bespat,
Kan u Hert, noch de smert,
Mijn laten dragen,
En is u Minnent lonck-gesight,
Verandert in een duysterlicht,
En u Oor, geen gehoor,
Heeft van mijn klagen,
Is u mont, dan gewont?
Stomme Vou, ach wat rou, beurter nou,
O al te wreede plagen.
3. O neen ick loof dit nimmer niet,
Van wie sou haer dit zijn geschiet,
Wie heeft magt, Venus kracht,
Van haer te breecken,
,s Heeft selfs dit Guytje voort gestout,
| |
[pagina 17]
| |
's Heeft selfs dit wreet Fenijn gebrout,
En de Pijl, inder yl,
Daer mee bestreecken,
's Achten Bey, geen geschrey,
Al hen soet, is nu roet, dat ons voet,
Den vrientschap is geweecken.
Ha Venus lacht me nu weer toe,
Cupidoo is zijn wreetheyt moe,
Waer's mijn smert, ha mijn hert,
Voelt soetigheden,
Sy jont mijn rust ontrent haer Schoot,
Alwaer sy mijn met Nectar goot,
U haer Leen, zijn gemeen,
Ontrent mijn Leden,
Ha Ick voel, dat ick woel,
In een Zee, daer geen wee, komt aen Ree,
Als minnelijcke Zeden.
A. Bon: n'est jamais mal. |
|