Den Gheestelycken leeuwercker vol godtvruchtighe liedekens ende leyssenen
(1645)–Guilielmus Bolognino– AuteursrechtvrijBedeylt indry deelen
Op de wijse: Ie te voy tousiours paree.Hoe seer in de hoochste deughden
Staegh Bernardus uyt hier scheen,
Die, vervult van 's Hemels vreughden,
In Godts liefdes brandt verdween,
In Bernardo looft den Heer,
Die hem soo heeft verheven,
Die, verheerlijckt hem te seer,
| |
[pagina 273]
| |
Doet eeuwich in hem leven.
HOe seer in de hoochste deughden
Staegh Bernardus uyt hier scheen,
Die, vervult van 's hemels vreughden,
In Godts liefdes brandt verdween,
In Bernardo looft den Heer,
Die hem soo heeft verheven,
Die, verheerlijckt hem te seer,
Doet eeuwich in hem leven.
Die hier in een hoogh beschouwen
Staegh tot Godt stont opgherecht,
Met een al te vast vertrouwen
Was altijdt aen hem ghehecht.
In Bernardo.
Die hem, in sijn beldt, omvanghen
Wonderlijck heeft in dit dal,
In sijn armen hem ontfanghen
In het clooster van Orval.
In Bernardo.
Hoe was oock sijn hert ghehanghen
Naer de schoonheydt van de Maeght,
Die gheheel hem had bevanghen,
Hem soo seer die had behaeght.
In Bernardo.
Die hy nacht en dach oock diende
Met een hert altijdt bereyt,
Meer en meer altijdt beminde
Met een nieuwe viericheydt.
In Bernardo.
Hoe was oock tot hem gheneghen,
Tot sijn groet de Maeght ghekeert,
Als sy hem van harent weghen
| |
[pagina 274]
| |
Met haer weer-groet heeft vereert.
In Bernardo.
Hem, als haren soon, haer borsten
Heeft Maria oock ghejont,
Waer haer liefd' hem de naer dorsten,
Die sijn hert soo had doorwont.
In Bernardo.
Sijnen mondt van honick vloeide,
Vol was hy van soeticheydt,
Die de zielen hier besproeide,
Broght tot alle heylicheydt.
In Bernardo.
Wercken hy groot boven maten
In sijn leven heeft ghebrocht,
Die allom op volle straten
Met hem de ghesontheydt broght.
In Bernardo.
Wilt, Bernarde, oock verwerven
Ons ghesontheydt van den Heer,
Maer, om 't eeuwich goedt te erven,
Heyscht die van de ziel ons meer.
In Bernardo.
|
|