Woorden hebben hun betekenis
(1992)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
18 Een jaar nationaal minderhedendebatHet volgende artikel verscheen onder de kop ‘Wie de verontrusting negeert, voedt juist het ressentiment jegens minderheden dat hij wil bestrijden’ in De Volkskrant van 5 september 1992.
Een jaar geleden publiceerde deze krant een artikel van mijn hand over het minderhedenbeleid dat uitmondde in een pleidooi voor een groot debat ‘over wat mag en wat kan, wat moet en wat anders dreigt’. Sommigen hebben mij geprezen voor de start van het debat. Die eer komt mij niet toe; de discussie werd immers al op vele plaatsen gevoerd. Maar nog niet in de nationale politiek. Daarvoor was het hoog tijd. Wat waren er de hoogtepunten van? Een van de elementen van mijn betoog was dat onze multiculturele samenleving grenzen kent, namelijk waar de fundamentele normen ervan in het geding komen. Minister Dales vindt dat ook. Minderheden moesten zich ervan bewust zijn dat een aantal fundamentele waarden niet onderhandelbaar is, schreef zij op 27 maart 1992 aan de Tweede Kamer. Maar zij ging verder. Voorwaarde voor eerbiediging van de identiteit van elke burger en elke groepering was een volledig respect voor de wetten en regels van dit land. Ook staatssecretaris Wallage zei: ‘Iedere nieuwe burger [moet] de regels die voor iedereen gelden in acht nemen.’Ga naar eind1 Maar welke zijn die regels? Een precieze omschrijving daarvan is gewenst. Het zal niet meevallen die te geven. Wallage zei verder: ‘Zonder bewust beleefde identiteit geen geslaagde integratie.’ Maar wat, indien die identiteit botst met de ‘regels die voor iedereen gelden’? Wallage loopt om dat pro- | |
[pagina 200]
| |
bleem heen, terwijl dit deel van de discussie er nu juist over gaat. Voor burgemeester Ed van Thijn vormen hoofddoekjes ‘een grensgeval’.Ga naar eind2 Zelf heb ik wat dit punt betreft de positie van vrouwen en meisjes in andere culturen aan de orde gesteld. Overigens is de Nederlandse rechtsorde steeds in beweging. Onze wetgeving is bij voorbeeld aangepast om ritueel slachten en lijkbezorging volgens andere riten mogelijk te maken. Op sommige punten is een compromis dus mogelijk. Maar op andere punten niet. Een tweede hoofdelement van mijn betoog ging over de verzuiling. Wat bevordert de integratie het meest: emancipatie door verzuiling, dat wil zeggen gescheiden ontwikkeling, of emancipatie door gezamenlijke ontwikkeling? Voer voor hoogleraren. Voorstanders van verzuiling (A.C. Zijderveld en A. Lijphart) verwezen naar het Nederlandse verleden en ervaringen van landen met grote etnische tegenstellingen. Maar de omstandigheden daar verschillen toch wel zeer van de Nederlandse. Krachtiger zijn de argumenten van de tegenstanders (J.A.A. van Doorn, B. Tromp, R.B. Andeweg en R. in 't Veld). Verzuiling versterkt het separatisme aan de basis en is dus een omweg voor de integratie. De risico's van een overmaat aan sociale controle door de eigen groep en van religieuze dwang zijn reëel. (Denk aan het Mandement van 1954). Door de sociaal-economische achterstand zou een islamitische zuil een ‘probleemcumulatiegebied’ worden. Daarnaast staat de vraag naar de mogelijkheid van een islamitische zuil. De moslims zijn religieus, politiek en etnisch verdeeld. Daardoor ontbreekt de sociale basis. Het intellectuele kader is in aantal beperkt en overwegend secularistisch ingesteld. Verzuiling zou de afstand tussen hen en de rest van de moslims slechts vergroten. ‘Heeft het proletariaat zich niet kunnen verheffen dankzij de zuil?’ vroeg de minister-president retorisch.Ga naar eind3 Neen. Het hiërarchische en dus autoritaire karakter dat eigen is aan elke verzuiling heeft de emancipatie van de arbeidersklasse - evenals die van vrouwen - slechts vertraagd. Het professorendebat heeft de minister-president behoorlijk | |
[pagina 201]
| |
geagiteerd. ‘Bijzonder gênant,’ vond hij het.Ga naar eind3 Hij verzette zich tegen het beeld dat hij een islamitische zuil zou willen, maar op zijn persconferentie voor Prinsjesdag 1991 zei hij dat de leiders van minderheidsgroepen aanspreekbaar moesten zijn op het gedrag van hun groep. Verzuiling dus. Voor gêne zijnerzijds is geen reden. Op de Amsterdamse basisscholen behoort 50% van de leerlingen tot een etnische minderheid. Ruud Scholten, directeur van de Bos en Lommerschool, zegt: ‘Zeventig procent van de ouders is analfabeet. Veel kinderen hebben daardoor al een achterstand voordat ze naar school gaan.’Ga naar eind4 Natuurlijk heeft de kwaliteit van het onderwijs daaronder te lijden. Ouders willen het best mogelijke onderwijs voor hun kinderen. Dus wijken autochtonen ouders uit naar witte scholen en neemt de onderwijssegregatie toe. Die segregatie hangt samen met ons recht van vrije schoolkeuze. Dat recht staat op gespannen voet met een beleid dat is gericht op gelijke kansen voor iedereen. Staatssecretaris Wallage heeft verplichte schoolkeuze en dus het heen- en weerslepen van kinderen afgewezen. Terecht, want de Amerikaanse ervaringen met busing zijn niet bemoedigend. De enige oplossing is dus de kwaliteit van de zwarte scholen verhogen zodat er weer kans ontstaat op een etnische balans. Dat kan door extra onderwijsaanbod (‘magneetscholen’), maar kwalitatief goed onderwijs blijft natuurlijk een magneet op zichzelf. Iedereen is het erover eens dat het verschijnsel ‘zwarte en witte scholen’ maatschappelijk ongewenst is. Maar toen mijn collega Jan Franssen het waagde vraagtekens te zetten bij de opkomst van islamitische scholen viel iedereen over hem heen - staatssecretaris Wallage voorop. Dat is merkwaardig, want islamitische scholen kunnen toch worden gezien als een bijzondere vorm van de algemene soort ‘zwarte scholen’. Waarom is het ‘dubieus’ (aldus Wallage) vraagtekens te zetten bij islamitische scholen en behoort het tot de okay-zone dat te doen bij zwarte scholen? Marokkanen zelf zijn overigens niet onverdeeld gelukkig met de komst van islamitische scholen. Het Marokkaanse radioprogramma op Radio 5 heeft daarover zeer duidelijke uitspraken laten horen, die zijn neergelegd in het interessante nos-boekje We | |
[pagina 202]
| |
moeten het zelf doen.Ga naar eind6 ‘Moslimkinderen worden daardoor afgezonderd van Nederlandse kinderen en dat werkt discriminatie alleen maar in de hand.’ En de Turkse hoogleraar Kagitcibasi zei: ‘Het zou een schande zijn als er in Nederland aparte islamitische scholen komen. (...) Zeker meisjes wordt er geen dienst mee bewezen.’Ga naar eind7 ‘Gescheiden scholen zijn vaak voorbodes van een gescheiden samenleving,’ schreef ik een jaar geleden. Segregatie in het onderwijs mag. Het recht daartoe ligt ondubbelzinnig vast in artikel 23 van de grondwet. Maar het is slecht voor de integratie. Integratie is de mogelijkheid op gelijke voet deel te nemen in de samenleving. De beste middelen om dat te bereiken zijn scholing en werk. Scholing betekent in de eerste plaats: Nederlands leren. In Los Angeles zijn centra waar 24 uur per dag Engels wordt onderwezen. Een dergelijk gevoel van urgentie hebben wij ten onrechte nog niet weten op te brengen. Maar het kabinet heeft nu 106 miljoen gulden uitgetrokken om de wachtlijsten voor cursussen Nederlands weg te werken. Dat is een forse stap in de goede richting. Minister Ritzen van Onderwijs heeft certificaten voor het examen ‘Nederlands als tweede taal’ ingevoerd, die in 1993 zullen worden gevolgd door een staatsexamen. Ook dat is uitstekend. Mijn collega Hans Dijkstal heeft al in februari 1984 een motie ingediend die vroeg om ‘extra faciliteiten (...) voor het onderwijs in de Nederlandse taal’. Die motie is toen door cda en pvda verworpen, maar nu is het dan zover. Zijn we overigens wel creatief genoeg? Kunnen niet meer wachtgelders worden ingezet? Kan Teleac niet 's ochtends worden gebruikt, als er zendtijd is? Kunnen nieuwe immigranten niet een videopakket meekrijgen? De keerzijde hiervan is intercultureel onderwijs. Meer dan de helft van de scholen doet er niets aan. De vroegere minister van Onderwijs Arie Pais heeft altijd het belang van het vak geestelijke stromingen benadrukt om leerlingen wederzijdse aanvaarding bij te brengen. Dat geldt natuurlijk bovenal voor pedagogische academies, want veel afgestudeerden daarvan staan straks voor een klas met allochtone kinderen. Het soort werk waarvoor minderheden hier oorspronkelijk | |
[pagina 203]
| |
kwamen, is grotendeels verdwenen. Hun werkloosheid is drie of vier keer zo hoog als gemiddeld (momenteel 37%) en ook hoger dan die onder zwarten in het vermaledijde Amerika. Zet die werkloosheid zich voort in een volgende generatie dan ontstaat een etnische onderklasse. Drie factoren zijn van belang voor allochtonen en autochtonen. Ten eerste moet de economische groei zo hoog mogelijk zijn. Ten tweede hapert het aan de opleidingen voor werk waaraan behoefte is: lbo, bedrijfsscholen en leerlingstelsel. Ten derde is het verschil in beloning tussen werken en niet-werken te klein. Gesteld dat die drie factoren verbeteren, zijn wij er dan? Werkgevers blijken lager personeel vooral te selecteren op kenmerken als geslacht, leeftijd en afkomst, die de sollicitant niet kan veranderen.Ga naar eind8 Arbeidsmarktbeleid moet zich dus meer dan nu richten op de werkgever. Om die reden hebben Hans Dijkstal en zijn collega's van d66 en Groen Links een ‘Wet bevordering arbeidskansen’ voorgesteld, naar het voorbeeld van de Canadese Employment Equity Act. De twee pijlers daarvan zijn: werkgevers (met meer dan vijfendertig man personeel) moeten een plan opstellen om meer allochtonen in dienst te nemen, en zij moeten in hun jaarverslag over de uitkomst van hun plan rapporteren. Het is een zeer bescheiden wet en het is jammer dat de werkgeversorganisaties zich er negatief over hebben uitgelaten. Misschien willen zij zich herinneren hoe dit probleem in de allereerste plaats is ontstaan. Precies: door werkgevers die in de jaren zestig arbeidskrachten hiernaartoe brachten (en daarin werden geholpen door een ongelooflijk kortzichtige overheid). Een wetsontwerp van de oppositie: dat kon het kabinet natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Dus is het met een eigen ontwerp gekomen dat als twee druppels water op het onze lijkt. Kinderachtig, maar zo gaat dat vaak in de politiek. Aan deze Wet bevordering arbeidskansen zit overigens wel het principiële bezwaar dat werknemers moeten worden geregistreerd als leden van een minderheid. Liberalen beschouwen mensen bij voorkeur als individuen en niet als leden van een groep. Maar men moet ook praktisch zijn. Hoe kan men een minderhedenbeleid voeren zonder informatie? Prof. Jan Pen, te- | |
[pagina 204]
| |
genstander van registratie, zegt dan ook: allochtonen, laten we ze afschaffen!Ga naar eind9 Maar tegen zelfidentificatie kan toch weinig bezwaar bestaan. Overigens is niet alles kommer en kwel. Een arbeidsmarktonderzoek in Zuidwest-Nederland wijst uit dat van de 45.000 personen daar werkzaam in de metaal- en elektrotechnische industrie ruim 12% van allochtone herkomst is. Het cbs bevestigt dat tussen 1988 en 1991 het aantal werkzame allochtonen relatief sneller is gestegen dan dat van autochtonen. Hier en daar zijn allochtonen hun achterstand dus aan het inhalen. De arbeidsmarkt verkleurt. Van de nieuwkomers op de arbeidsmarkt van Rotterdam is in het jaar 2000 40% allochtoon. Werkgevers zijn geraden daarop in te spelen. Shell heeft een cursus voor allochtonen opgezet die na afloop ook voor toeleveringsbedrijven kunnen werken. Daarbij heeft Shell minder goede ervaringen gehad met organisaties die zich als belangenbehartigers van allochtonen opwerpen. W. Bos, coördinator minderhedenbeleid voor Shell Nederland schreef: ‘Je kunt je afvragen of deze organisaties voldoende worden afgerekend op de prestaties die ze leveren’.Ga naar eind10 Hebben zulke zaakwaarnemers nog wel voldoende contact met de achterban die ze zeggen te vertegenwoordigen? Het is en blijft de eerste verantwoordelijkheid van de allochtoon zelf een baan te vinden. Hij moet zich gereedmaken voor de arbeidsmarkt. Daarbij verdient hij ondersteuning maar hij moet zelf het initiatief nemen. Doet hij dat niet dan verdient hij ook geen uitkering. Maar dat geldt voor autochtonen net zo. ‘Ondernemers hebben soms moeite allochtone werknemers te vinden,’ zegt minister Wim Kok.Ga naar eind11 Ook moet hij zich aanpassen aan zijn werkomgeving. Dus geen vakanties van drie maanden in Marokko. Natuurlijk ontmoet de allochtoon ook discriminatie. Daarom heeft Ria Beckers van Groen Links in oktober 1991 een motie ingediend, die ik mede heb ondertekend, waarin de regering om een anti-discriminatiecode wordt gevraagd waartoe personen in een positie van maatschappelijke verantwoordelijkheid zich ondubbelzinnig kunnen verplichten. Die code is er nu. | |
[pagina 205]
| |
Op verzoek van minister Dales heeft het Nederlands Gesprek Centrum (ngc) in januari 1992 drie werkconferenties belegd over de toekomstkansen van allochtone jongeren. De deelnemers kwamen niet uit circuits die lang de toon in minderheden-discussies hadden gezet. De resultaten zijn dan ook verfrissend. Het kabinet acht ze van zodanig belang dat ze op grote schaal zullen worden verspreid om een impuls aan het debat te geven.Ga naar eind12 Een van die conclusies is de aanbeveling nieuwe allochtonen meer houvast te bieden door middel van inburgeringscontracten met wederzijdse verplichtingen over onderwijs, scholing, arbeidsmarkt, huisvesting en veiligheid. Dat idee lijkt vruchtbaar omdat het een helder en vastomlijnd kader biedt, zodat ieder weet waar hij zich aan te houden heeft. Het rapport van het ngc zegt bovendien terecht dat de fictie moet worden doorgeprikt dat allochtone criminaliteit geen apart probleem is. Criminologen W. de Haan en F. Bovenkerk uit Utrecht zeggen dat wij niet weten hoe groot de allochtone criminaliteit is omdat criminaliteitscijfers op basis van etnische afkomst ontbreken. Relativering dus. Maar geen bagatellisering. Volgens de Haagse politie heeft 75% van de zeventienjarige Marokkaanse jongens geregistreerde politiecontacten gehad. De Nederlandse gevangenispopulatie is voor de helft allochtoon (waarvan weer de helft buitenlands, de helft Nederlands). Het percentage minderjarige allochtonen in gesloten opvanginstellingen is 54%, waarvan 22% Marokkanen. Die cijfers spreken duidelijke taal. Cultureel-antropoloog H. Werdmölder hekelde in 1989 het doofpotbeleid van de gemeente Amsterdam.Ga naar eind13 Dat bestaat niet langer. Op 15 juni 1992 werd op het stadhuis daar een conferentie gehouden over ‘Integratie in een veilige samenleving’. Ada Wildekamp, wethouder sociale vernieuwing, wil nu een sluitende aanpak van de jeugdcriminaliteit. Helpen wie wil maar niet kan. Wie niet wil wordt aangepakt met het hele scala van sancties (‘dan is de beer los’). Ook zij wil een ‘wederzijds verplichtend contract’.Ga naar eind14 Het is een nuchtere benadering die veel te lang op zich heeft laten wachten. In de helft van de gevallen ontsporen de Marokkaanse jonge- | |
[pagina 206]
| |
ren door ruzie thuis. De ouders komen uit een autoritaire cultuur die niet past in de Nederlandse samenleving. Vader is de baas van de televisie. De jongens mogen voor hun huwelijk het huis niet uit. Het geld dat ze verdienen moeten ze inleveren. Geen wonder dat ze uit de band springen. De ouders op hun beurt voelen zich ontredderd omdat zij hun zoons (die door hun kennis van het Nederlands in een machtspositie verkeren) niet op het rechte pad kunnen houden. Bovenkerk heeft opgemerkt dat met de Nederlandse rechtshandhaving bij allochtonen minder of tegengestelde effecten wordt bereikt. ‘Formele gelijkheid in optreden leidt tot materiële ongelijkheid.’Ga naar eind15 Onze strafwet is natuurlijk dezelfde voor allen, maar er bestaat misschien wel ruimte voor differentiatie in de sfeer van de bijkomende maatregelen. Het ngc-rapport bepleit in ernstige gevallen terugzending naar het land van herkomst. De conferentie was hierover verdeeld maar constateerde wel dat vooral bij Marokkaanse jongeren de vrees Nederland te worden uitgezet ‘vaak de enige prikkel is die nog werkt’. Werdmölder merkte daar tijdens een rondetafelconferentie van de pvda in mei 1992 over op dat ‘confrontatie [ermee] wel degelijk een preventief effect heeft’.Ga naar eind16 Om die reden heb ik ook zelf een ruimere toepassing van uitzetting bepleit. Natuurlijk betreft dat meerderjarige vreemdelingen en ernstige gevallen, zoals een bankoverval; niet het jatten van een fles melk. Een vreemdeling die zich schuldig maakt aan een ernstig delict verspeelt zijn recht op verblijf. De wet maakt uitzetting mogelijk, maar volgens de Amsterdamse politie wordt zij te weinig toegepast. Ook de veiligheid van allochtonen zelf moet natuurlijk met kracht worden gewaarborgd. Vooral in Den Haag en Amersfoort hebben zich verontrustende voorvallen voorgedaan. Dergelijke bedreigingen, evenals die door afpersers, moeten zeer energiek worden bestreden. De voorvallen in Amersfoort schijnen te zijn veroorzaakt door randgroepjongeren, die in Den Haag door een enkele vreemdelingenhater. Het vermogen buitenlanders te ontvangen en op te nemen is altijd een wezenlijk aspect van de Nederlandse samenleving ge- | |
[pagina 207]
| |
weest. Maar iedere capaciteit kent zijn grenzen. Volgens het cbs wordt nu een aanzienlijk groter aantal migranten verwacht dan tot voor kort aangenomen. Het voorspelt een migratieoverschot van 250.000 personen in de periode 1991-1995. Dat is een verdubbeling van wat in 1988 werd verwacht. Het aantal te bouwen woningen in de vier randstadprovincies zal daardoor met vele tienduizenden toenemen. In 1991 bestond Amsterdam voor 23% uit etnische minderheden. In het jaar 2000 zal dat 31% zijn. Binnen een of twee generaties zullen de minderheden in Amsterdam de meerderheid vormen, met de islam als grootste godsdienst. Ook het beste migrantenbeleid dreigt te falen wanneer de toestroom naar ons land onverminderd doorgaat. Het kabinet zegt dat Nederland geen immigratieland is. (Dat is normatief, want feitelijk is het dat natuurlijk al lang.) Daarom wil het blijkens de regeringsverklaring die toestroom beheersen en reguleren. Maar het doet niets. Een mogelijkheid is het instellen van quota per land van herkomst. Traditionele immigratielanden als de Verenigde Staten, Canada en Australië doen dat. In Duitsland is hierom gevraagd door Willy BrandtGa naar eind17 en Daniel Cohn-Bendit, beroemd door mei 1968 en nu hoofd van de afdeling multiculturele aangelegenheden van de stad FrankfurtGa naar eind18. Jaarlijks vestigen zich ongeveer 20.000 Marokkanen en Turken in Nederland uit hoofde van gezinshereniging (van familieleden) of gezinsvorming (van huwelijkspartners). Binnenkort zullen alle buitenlandse werknemers hun gezin hierheen hebben gehaald, zodat er een einde zal zijn gekomen aan de gezinshereniging. Blijft over de gezinsvorming of kettingmigratie. Onderzoekers Ph.J. Muus en R. Penninx verwachten dat op de langere termijn steeds meer Turkse en Marokkaanse migranten hun partner in Nederland zullen vinden. Maar zij weten niet wanneer en in welke mate dat het geval zal zijn.Ga naar eind19 Omdat de jongste leeftijdsklassen onder die migranten steeds omvangrijker worden, is het ook mogelijk dat de gezinsvorming toeneemt. Bovendien wordt in de gebieden waar de meeste Marokkaanse en Turkse migranten vandaan komen veel zakelijker | |
[pagina 208]
| |
tegen het huwelijk aangekeken dan in onze zo door de romantiek aangetaste samenleving. Een Marokkaanse bruid uit Nederland betekent voor een man in Marokko een toegangsbewijs tot de Nederlandse welvaartsstaat. Het kabinet laat onderzoeken of een inkomenseis kan worden gesteld aan Nederlanders en vreemdelingen die hun partner hier naar toe willen halen. Inderdaad is het niet redelijk te verwachten dat een staat mensen voor vestiging toelaat die een beroep moeten doen op de overheidskas. Denemarken, toch geen achterlijk land, wil ook een inkomenseis stellen. Daarnaast is geopperd een verblijf van minimaal vijf jaar te eisen alvorens vreemdelingen het recht toe te kennen een partner naar Nederland te halen. Maar na vijf jaar kan een vreemdeling naturalisatie vragen. Dan valt te onderzoeken of dit recht niet beter meteen kan worden gekoppeld aan naturalisatie, dat wil zeggen een duidelijke keuze voor de Nederlandse samenleving. Wie in die visie niet wil kiezen voor deze samenleving kan nog steeds een gezin vormen, maar dan in eigen land. Het debat over deze zaken blijft moeizaam. De angst voor racist te worden uitgemaakt heeft de discussie lang gefrustreerd. Maar wie verontrusting negeert, voedt het ressentiment dat hij wil bestrijden. Met mijn artikel heb ik een illusie verstoord: de illusie van de Goede Vreemdeling. Velen hebben mij bekritiseerd om wat ik niet heb gezegd. Nooit heb ik assimilatie voorgestaan. Moet ik bij alles wat ik zeg rekening houden met hen die niet willen lezen? Capituleren voor de vrees niet begrepen te zullen worden? Dan ontstaat geen volwassen debat. Sommigen leken vier dingen te denken. (1) Het is goed dat Bolkestein het debat heeft aangezwengeld; (2) misschien heeft hij nog gelijk ook, (3) maar nu moet hij zijn mond houden want (4) zijn bedoelingen deugen niet. Dan wordt het debat van de feiten en argumenten naar de intenties verlegd. Dan worden de woorden op een goudschaaltje gewogen en de nieren geproefd. Ook dan ontstaat geen volwassen debat. Twee jaar geleden was ik in de Sovjetunie op reis met mijn collega-fractievoorzitters. Ik heb in Alma Ata korte en afzonderlijke gesprekken gehad met Elco Brinkman, Thijs Wöltgens en | |
[pagina 209]
| |
Hans van Mierlo. Ik heb toen gezegd dat de minderhedenproblematiek de belangrijkste politieke zaak was van de komende tien of twintig jaar, die de kracht en reikwijdte van een enkele politieke partij ruimschoots oversteeg. Een jaar geleden heb ik dat in de Tweede Kamer herhaald. Ik zeg het nu weer. Geen partijpolitiek steekspel dus. Maar die medaille heeft een keerzijde. Laten andere politici eerst lezen wat er staat en niet schieten van de heup. Op grond van wat ik in Groningen had gezegd beschuldigde staatssecretaris Wallage mij van een aanval op de islam. Ik heb hem mijn tekst toegestuurd, zeggende: waar staat die aanval? Ik wacht nog op antwoord. Staatssecretaris Aad Kosto zei: ‘Ik krijg soms bijval waar ik niet altijd gelukkig mee ben; soms is het een allooi dat me niet bevalt.’Ga naar eind20 Ik zeg het hem na. Maar het bestaan van een onsmakelijke en xenofobe partij zal mij er niet van weerhouden mijn mening te geven. Mij dunkt dat de discussie het afgelopen jaar nuchterder is geworden. Dat is winst maar het is niet meer dan een begin. Luister naar bovengenoemde Ruud Scholten: ‘Er is geen sprake van een smeltkroes, eerder het betrekken van stellingen.’ Als wij dit probleem niet goed aanpakken zal het nageslacht ons erom vervloeken. |
|