De twee lampen van de staatsman
(2006)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Meesterlijk verzameldHier hangen 117 schilderijen die alle behoren tot de top van wat de Europese schilderkunst te bieden heeft. Zij bestrijken vijf eeuwen: van Fra Angelico uit de eerste helft van de vijftiende tot August Macke uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Alle belangrijke scholen zijn vertegenwoordigd: van de vroege Italiaanse tot het expressionisme. Wie wil weten - aan het begin van het nieuwe millennium - wat ons werelddeel de afgelopen vijfhonderd jaar aan moois heeft voortgebracht, kijke straks om zich heen. De tentoonstelling geeft een goed overzicht van de Europese traditie. Daarmee stimuleert zij het historisch besef. Ik vergis mij. Er is één school die ontbreekt. Dat is de abstracte kunst. U treft hier geen Kandinsky, geen Mondriaan en geen Beuys aan. De verzamelaar heeft zich beperkt tot gene zijde van de grote breuklijn door de Europese cultuur. Ik doel daarmee op de overgang naar het moderne tijdvak, toen kunst voor velerlei uitleg vatbaar werd. Vroeger wist ieder wat een kunstwerk betekende. Geef nu tien hoogleraren Engels een gedicht van Eliot en u ontvangt tien interpretaties. Iets soortgelijks kan men zeggen van een schilderij van Armando of een toneelstuk van Sarah Kane. ‘Literature is a critique of life,’ schreef de literatuurcriticus F.R. Leavis. Zo ook is beeldende kunst wel de zelfreflectie van de cultuur genoemd. Vroeger vielen vorm en betekenis - vorm en inhoud - samen. In veel moderne beeldende kunst is vorm alles. Naar de betekenis mag men raden. Wat weerspiegelt dit? Toch zeker dat er geen bezielend verband in de samenleving meer is. Geen magnetisch krachtenveld dat het ijzervijlsel or- | |
[pagina 37]
| |
dent. Willen we dat dan, dit magnetisch krachtenveld? Wij willen het niet. Het is de vorige eeuw twee keer geprobeerd - met verschrikkelijke gevolgen. Maar de huidige versplintering is weer het andere uiterste. Wij leven nu in een staccatocultuur, in de woorden van Anton Zijderveld, hoogleraar in deze stad. ‘Jong en vernieuwend’ is de maat van beeldende kunst geworden. Hoe was dat vroeger? Welnu, ik heb de gemiddelde leeftijd uitgerekend, waarop de schilders de hier tentoongestelde werken hebben geschilderd. Daar was geen hogere wiskunde voor nodig. Het antwoord is: een paar maanden onder de 40 jaar. Ik vind dat niet jong. Op die leeftijd heeft een schilder 20 of 25 jaar ervaring achter de rug. Zo veel ervaring hebben de meesten nodig om een top te bereiken. Maar wij leven in een jeugdcultuur. Zo kent men in Engeland het verschijnsel van de yba: de Young British Artists. Zij hebben niet alleen hun jeugd gemeen maar ook hun streven te shockeren. Er zijn namelijk negen nationale kranten in Engeland en wie niet shockeert, wordt niet opgemerkt. Vandaar de samenzwering tussen musea, kunstcritici en yba's pour épater le bourgeois door middel van zulke kunstvoorwerpen als: een losse koeienkop vol maden; of een onopgemaakt bed met gebruikte condooms, vuil ondergoed en een fles sterke drank. Die waren te zien in de tentoonstelling Apocalypse: Beauty and Horror in Contemporary Art, georganiseerd door de Royal Academy of Arts.Ga naar eind1 Die tentoonstelling kreeg een hoeveelheid publiciteit waar Renoir of Cézanne jaloers op zou zijn geweest. De Royal Academy wilde waarschijnlijk het succes herhalen van de tentoonstelling uit 1997 genaamd Sensation: Young British Artists from the Saatchi collection. Saatchi de reclamemagnaat, welteverstaan. Die bevatte onder andere een schilderij van een kindermoordenaar gemaakt van de afdrukken van kinderhandjes. Sensation werd in 1999 in het Brooklyn Museum of Art vertoond en het is in New York dat burgemeester Rudolph Giuliani heeft getracht een afbeelding van de Maagd Maria die van verf, olifantenpoep en foto's uit pornoblaadjes was ge- | |
[pagina 38]
| |
maakt, verboden te krijgen. Tevergeefs, natuurlijk. Zoals Norman Rosenthal, secretaris van de Royal Academy, zei: ‘Art is not there to make the world a better place.’ Nee, ‘art is there to make money’. Neem Damien Hirst, de meest prominente kunstenaar tentoongesteld in Sensation. Zijn Medicijnkastje met flesjes bracht $354.500 op; een stalen kooi gevuld met formaldehydeflessen, maskers, handschoenen en een injectiespuit ging voor $178.500; en honderd glazen blokken met ieder een dode vis in formaldehyde voor $277.500.Ga naar eind2 Wie telefonisch kaartjes voor deze tentoonstelling bestelde, kreeg gratis de volgende boodschap mee: ‘Sensation toont een donker, satirisch en onverschrokken beeld van de huidige wereld. De kunstenaars onderzoeken de meest dringende problemen en duurzame obsessies van onze cultuur: seks, geweld, dood en ziekte, klasse, ras en geslacht, normaliteit en abnormaliteit en de definitie van kunst zelf.’ Saatchi & Saatchi zouden het niet hebben kunnen verbeteren. Niet dat het slecht gaat met de moderne beeldende kunst. ‘Op alle fronten en niveaus getuigt de kunst van een enorme vitaliteit en dynamiek. De eigentijdse beeldende kunst [...] bloeit als nooit tevoren.’ Ja, ‘de kwaliteit van de Nederlandse contemporaine kunst is hoog’. Dat vindt Geert Dales althans en hij kan het weten want hij was niet alleen wethouder van financiën van Amsterdam, maar ook directeur van het Fonds voor de Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst. Dales zei dit tegen het einde van 2000 in een toespraak waarin hij de kunstkritiek op de hak nam. Hij trad in het voetspoor van Ton Bevers, alweer hoogleraar in deze stad, die de onleesbaarheid, het te hoge abstract-theoretische gehalte en het gebrek aan heldere oordeelsvorming van de kunstkritiek hekelde. Ik ben het met Bevers en Dales eens. Voor mij als geïnteresseerde leek is de meeste beeldende-kunstkritiek in geheimtaal geschreven. Dales zegt daarover: ‘Door de steeds verdergaande autonomisering van de kunst heeft de kunstkritiek haar aanvankelijke (negentiende-eeuwse) prominente plaats als | |
[pagina 39]
| |
opinievormend instituut verloren. [...] Hypes en trends volgen elkaar op.’ Dales is daarop door kunstcritici ‘een bekrompen burgermannetje’ genoemd.Ga naar eind3 Ik stoor mij daaraan. U denkt misschien: dat is omdat Bolkestein zélf een burgermannetje is. Dat ben ik natuurlijk ook. Sterker: dat zijn wij allemaal. Wij leven nu eenmaal in een burgerlijke samenleving. Noch ben ik verstoord omdat de kunstkritiek nu ook gesubsidieerd wil worden. Dat zou de autonomie compleet maken. Neen, ik ben geïrriteerd door het gebrek aan originaliteit van dat scheldwoord. Het is namelijk zeker honderdvijftig jaar oud. Ook de kunstkritiek zou toch boven de tegenstelling ‘burgerlijk/avant-gardistisch’ moeten staan. Die tegenstelling slaat in de huidige werkelijkheid als een tang op een varken.Ga naar eind4 Moderne kunst moet vernieuwend en grensverleggend zijn, zo hoort men vaak. Het moet taboes verbrijzelen en de goegemeente wakker schudden. Hoezo wakker schudden? Is de goegemeente soms niet wakker? Niet opgeschrikt door de televisiebeelden van de explosie in Enschede en de brand in Volendam, door de reportages uit Bosnië en Ambon? Wat kan Who's Afraid of Red, Yellow and Blue daar nog aan toevoegen? Als het verleggen van grenzen de maatstaf van moderne kunst wordt, is het einde zoek. Dan krijgen we het videobeeld van de vrouw die met haar haren een vloer beschildert; of Piss Christ van Andres Serrano uit 1987. Dat is een crucifix in een pot urine. Het hangt er natuurlijk van af welke positie men inneemt. Mijn positie is die van de geïnteresseerde leek die er gloeiend de pest aan heeft als hem een oor wordt aangenaaid. Ik voel op mijn klompen aan dat dit grensverleggende, taboedoorbrekende en wakker schuddende criterium niet deugt. Hoe zat dat vroeger? Wat wilden de schilders wier werken hier te zien zijn? Wilden zij ook taboes doorbreken? Of wilden zij weergeven wat zij zagen, zoals zij het zagen (al was dat met hun geestesoog) en daarmee hun emoties omtrent dat beeld tot uitdrukking brengen? | |
[pagina 40]
| |
Neem het schilderij van Gerard Dou dat u straks zult zien. Het toont een kok: een oude vrouw die uit een raam leunt. Het is een prachtig schilderij en ik zou niet weten welke grenzen het verlegt. Iets soortgelijks kan ik opmerken over Cipressen van Derain, dat tweeënhalve eeuw later is geschilderd. Gerard Dou, van wie een tentoonstelling in het Mauritshuis is te zien, verdiende overigens goed. Hij vroeg en kreeg 600 tot 1000 gulden voor een schilderij, in een tijd dat een huis ook 1000 gulden kostte.Ga naar eind5 Het is dus niet alleen Damien Hirst die goed is beloond. Dat gold overigens voor lang niet alle Hollandse schilders tijdens de Republiek. Ad van der Woude, voormalig hoogleraar in Wageningen, heeft daar een interessante studie aan gewijd. Op grond van plausibele veronderstellingen en door middel van verfijnd rekenwerk heeft hij een beredeneerde schatting gemaakt van het aantal schilderijen die in Holland in de periode 1580-1800 zijn geproduceerd en van wat schilders in die tijd gemiddeld verdienden. Zijn conclusie is dat de totale productie in die ruim twee eeuwen tussen vijf en tien miljoen stuks moet hebben gelegen en dat het totale aantal schilders in dat gehele tijdperk omstreeks vijfduizend moet zijn geweest. En wat verdienden zij gemiddeld? Ongeveer het dubbele van een timmermansloon. Maar er bestaan genoeg verhalen, schrijft Van de Woude, over schilders die grote moeite hadden rond te komen. Die aantallen schilders en schilderijen zijn omvangrijk en het kan niet anders dan dat de schilderkunst in de tijd van de Republiek een beduidende tak van nijverheid is geweest - een hecht bestanddeel van de toenmalige samenleving. Toen weinig of geen autonomie, nu veel. Toen nauwkeurig luisteren naar wat die samenleving wilde, nu de autonome kunst die aan zichzelf genoeg heeft. Toen de landschappen van Ruysdael, nu honderd vissen in formaldehyde achter glas. |
|