Moslim in de polder
(1997)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
‘Er zijn problemen en die kunnen alleen worden opgelost wanneer je ze met open ogen tegemoet treedt.’ | |
[pagina 9]
| |
InleidingDit boek is de neerslag van zeven gesprekken met sleutelfiguren in de islamitische gemeenschap in Nederland. Mijn gesprekspartners verschillen in achtergrond: zij zijn van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Nederlandse herkomst. Allen moslim, hoewel behorend tot verschillende stromingen van dat geloof. Vijf mannen, twee vrouwen. Werkzaam als schoolhoofd, ondernemer, journalist, moskeebestuurder, in de bejaardenzorg of als ambtenaar. Allen persoonlijkheden die hun standpunten op originele wijze verwoorden en geen blad voor de mond nemen.
Er wordt veel geschreven over de problemen die de integratie van migranten in de Nederlandse samenleving met zich meebrengt. Hieronder kom ik op deze problemen terug. Maar in dit boek komen geslaagde migranten aan het woord die minder aandacht trekken maar het verdienen voor veel anderen een rolmodel te zijn. Jan Beerenhout, ‘Hollandse’ moslim en ambtenaar bestuurscontacten bij de gemeente Amsterdam, vertelt op onorthodoxe en humoristische wijze hoe hij de positie van de islam in Nederland ziet. Hij geeft het voorbeeld van Turkse en Marokkaanse boefjes die hun school niet afmaakten en baat bij militaire training hadden. De jongens werden zonder pardon, met duidelijke regels maar ook met pedagogisch inzicht voor hun diploma klaargestoomd. (Bij de afschaffing van de dienstplicht zijn de gevolgen daarvan voor de integratie van minderheden misschien over het hoofd gezien). Driss el Boujoufi, bestuurder van de Unie van Marokkaanse Moslim Organisaties, vertelt over de contacten tussen de ummon en de Marokkaanse | |
[pagina 10]
| |
overheid. Het betreft volgens hem werkcontacten die nodig zijn voor praktische dienstverlening aan zijn leden. Onder meer door de druk van organisaties als de ummon, meent hij, is de huwelijkswetgeving in Marokko verbeterd.
Üzeyir Kabaktepe legt uit hoe de Milli Görüs, een betrekkelijk strenge en dynamische variant van de islam, op pragmatische wijze met de sociale problemen van zijn gemeenschap omgaat. Zijn orthodoxe visie op het geloof heeft een liberale trek: voor een gelovige homoseksueel blijft de inrichting van zijn leven een zaak tussen hem en Allah. Ali Lazrak, journalist bij radio 5, geeft een boeiend overzicht van de opkomst van de politieke islam, dat wil zeggen van bewegingen die de islam politiseren om politieke macht te verwerven. Hij wijst op de aanwezigheid van de Marokkaanse staatsislam in Nederland maar acht de vrees voor islamitische bewegingen in Nederland (terecht) ongegrond. Frank Niamut, hoofd van een grote school in Amsterdam Zuidoost, probeert op zijn school de raakpunten van de verschillende godsdiensten te vinden, waartussen hij geen onoverbrugbare tegenstellingen ziet.
Ten slotte de twee vrouwen. Fadime Örgü, een dynamische journaliste van Turkse afkomst, vertelt van haar inspanningen om moslimvrouwen en -jongeren te organiseren over de grenzen van nationaliteiten heen. Daarbij moet zij soms weerstanden bij de eerste generatie overwinnen. Volgens haar ligt de toekomst van de islam in Europa en in Nederland en moeten moslims de scheidslijnen naar land van herkomst achter zich laten. Berna Yilmaz, beleidsmedewerkster van de Nederlandse Islamitische Bond voor Ouderen (nisbo), vertelt over de plaats van moslim-ouderen in de Nederlandse samenleving. Zij relativeert het belang van het etiket fundamentalisme: men kan streng in de leer zijn en er tegelijk een liberale maatschappelijke praktijk op na houden. | |
[pagina 11]
| |
Interessant is natuurlijk verschillende uitspraken over bepaalde thema's te vergelijken. Een zo'n thema is de eigen verantwoordelijkheid. ‘Immigranten zijn volwassen mensen die weloverwogen hun beslissingen hebben genomen. Behandel ze dan ook zo,’ zegt Jan Beerenhout. Dit gevoel wordt algemeen gedeeld. Het verklaart de afkeer van de zaakwaarnemers. Driss El Boujoufi vindt dat allochtonen niet moeten worden behandeld ‘als een gehandicapt kind dat aan iemands hand moet lopen en een woordvoerder nodig heeft om zijn stem te laten horen’. Volgens hem zagen de zaakwaarnemers van het welzijnswerk in de moskee-bestuurders ‘waarschijnlijk een concurrent voor hun gesubsidieerde werk’. ‘Nederlandse instanties dachten vaak voor ons [...] en aan Marokkaanse kant werd soms gedacht dat het zo wel goed was.’ Fadime Örgü deelt zijn opvatting over welzijnsinstellingen: ‘Ik zie liever een nog niet optimaal functionerende raad die door zijn worteling gezag in de eigen groep heeft, dan een of andere gesubsidieerde instelling die bedoeld is voor de etalage van het minderhedenbeleid.’ Zij spreekt goedkeurend over de Nederlandse politiek ‘die niet op uitsluiting maar op integratie met behoud van identiteit is gebaseerd’. Daardoor is het integratieproces hier eerder van start gegaan. De mening van Jan Beerenhout lijkt daar recht tegenover te staan: ‘Integreren met behoud van cultuur is een tegenspraak in zichzelf. Emigratie betekent altijd verandering, integratie eveneens. Of je verandert en dan integreer je, of je behoudt je eigen cultuur, verandert dus niet en integreert dus ook niet.’ Maar hebben zij het wel over hetzelfde soort identiteit? Heeft Örgü het niet over haar identiteit als moslim en Beerenhout over de maatschappelijke vaardigheden die nodig zijn om op eigen benen te staan? Wij raken hier aan het punt van de befaamde multiculturele samenleving.
Op 12 september 1991 schreef ik in de Volkskrant: ‘Iedereen in Nederland mag gaan en staan waar hij wil, zeggen wat hij wil, zijn eigen voedsel eten, kleren dragen en gods- | |
[pagina 12]
| |
dienst belijden.’ Maar ik meende ook dat over fundamentele politieke beginselen - scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en non-discriminatie - niet kon worden gemarchandeerd. De Troonrede van 21 september 1993 ging verder. Daar stond dat wie tot ons land is toegelaten, tot spoedige inburgering moet komen. ‘Het gaat om elementaire vaardigheden: het leren van Nederlands en van de in onze samenleving geldende regels, waarden, normen en omgangsvormen. Dat vraagt allereerst om inspanningen van de betrokkenen zelf.’ Ik vermoed dat Fadime Örgü het hiermee eens zal zijn.
Beerenhout maakt een belangrijke opmerking waar hij zegt: ‘Je zou de verstening van de meegebrachte cultuur een wetmatigheid kunnen noemen.’ In de Arabische cultuur is het niet ongewoon dat huwelijken tussen neef en nicht worden gesloten, met alle risico's voor de gezondheid van de kinderen vandien. Het percentage van Pakistani in Engeland en van Libanezen in New South Wales die binnen de familie trouwen, is hoger dan in het land van herkomst.Ga naar eind1. Üzeyir Kabaktepe zegt ongeveer hetzelfde: ‘De oriëntatie op de landen van herkomst had een frustrerende werking op het integratieproces.’ Het is dan ook zeer de vraag of het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (oetc), of zoals het tegenwoordig heet: onderwijs in allochtone levende talen (oalt) de integratie bevordert. Of al die schotelantennes die bedoeld zijn om Turkse programma's uit de lucht te plukken. Waarom komen die programma's niet op de kabel, zodat een Turkse zapper ook Nederlandse programma's tegenkomt?
Onlangs kwam de multiculturele samenleving ter sprake toen Minister Els Borst van Volksgezondheid zei zich te kunnen voorstellen dat een buitenlandse vrouw in nood verkeerde omdat zij een meisje verwachtte en dat zij derhalve om abortus verzocht. De wet spreekt over een noodsituatie. Maar de wetgever heeft nagelaten die te definiëren. Het oordeel daar- | |
[pagina 13]
| |
over komt toe aan de vrouw. Die moet zelf bepalen of zij in een noodsituatie verkeert. Maar er staat wel ‘noodsituatie’ en niet bijvoorbeeld ‘naar believen’. Het woord ‘noodsituatie’ moet worden uitgelegd overeenkomstig het in Nederland algemeen aanvaarde begrippenkader, in het bijzonder artikel 1 van de Grondwet dat discriminatie op grond van geslacht verbiedt. Geen arts zou dus mogen overgaan tot abortus op grond van geslacht. Dit is een van die normen waarover niet te marchanderen valt.
Publicist Amil Ramdas drukt het als volgt uit: ‘Door begrip te tonen voor het mannelijk chauvinisme in de islam laat de minister de islamitische vrouwen in de steek en zet ze een mes in de rug van de beginnende emancipatiebewegingen in die cultuur. [...] De grondslag van de multiculturele samenleving is dat men de ander moet proberen te begrijpen. Vervolgens moet men de begrijpelijke wensen aanvaarden maar de onbegrijpelijke ook daadwerkelijk verwerpen.’Ga naar eind2.. Ik deel Ramdas' afkeer van het cultuur-relativisme op dit punt.
Een andere interessante opmerking van Kabaktepe: ‘De integratieproblemen zijn niet cultureel bepaald maar sociaal-economisch, waarbij de culturele factor een rol speelt.’ Waarom maakt niemand zich zorgen over de integratie van hier werkende Japanners en Amerikanen? Is dat omdat zij zich hier tijdelijk vestigen en moslims niet meer weggaan? Of ook omdat de eerst genoemde groepen doorgaans zelf het hoofd boven water weten te houden terwijl het aandeel werklozen onder migrantengemeenschappen zeer hoog is? Over die werkgelegenheid vertelt Üzeyir Kabaktepe een glashelder verhaal. Hij heeft een textielbedrijf dat vroeger met legale werknemers in Amsterdam werkte. Maar dat bedrijf werkt nu in Tunesië omdat het in Amsterdam geen overlevingskansen meer had. ‘Wanneer je met legale mensen werkt die in het bezit zijn van de nodige papieren, kun je in Amsterdam niet meer kostendekkend produceren.’ Daar- | |
[pagina 14]
| |
door heeft er ‘een kaalslag plaatsgehad onder de naaiateliers in Nederland’.
Gelukkig worden steeds meer migranten ondernemer. In Amsterdam steeg het aantal Turkse ondernemers in tien jaar van 300 tot 1015; het aantal Surinaamse ondernemers van 214 tot 915. Amsterdam telt nu bijna vijfduizend bedrijven die door allochtonen worden geleid.Ga naar eind3. Daarmee wordt het patroon herhaald dat in Engeland is te zien, waar veel detailhandel in handen van Indiërs en Pakistani is. Dit is een gunstige ontwikkeling want de arbeidsparticipatie van allochtonen is nog steeds laag. Het wrr-rapport ‘Tweedeling in perspectief’ gaat daarover.Ga naar eind4. Vooral Turken en Marokkanen hebben een ‘zeer lage en stagnerende arbeidsparticipatie’. Daarentegen laten Surinamers een groei zien. ‘De arbeidsparticipatie van Surinaamse vrouwen is zelfs hoger dan die van autochtone vrouwen.’ De lage arbeidsdeelname van Turkse en Marokkaanse vrouwen zou een culturele achtergrond hebben: ‘de bij deze groep heersende negatieve opvattingen over werkende vrouwen, de zeer lage opleidingsniveaus van deze vrouwen en de vaak grote omvang van de gezinnen, die deelname aan de arbeidsmarkt bemoeilijkt’.
Het wrr-rapport concludeert: ‘In de periode 1987 tot 1995 hebben de Turken en Marokkanen hun achterstand verder zien oplopen, terwijl bij de Surinamers juist sprake is van een aanhoudende verbetering.’ Het rapport stelt ook: ‘Naarmate allochtonen beter opgeleid zullen zijn, nemen hun kansen op werk ook toe. [...] Ten opzichte van 1990 is het opleidingsniveau van allochtonen beduidend toegenomen, iets meer zelfs dan bij de autochtonen.’Ga naar eind5.
Scholing is essentieel. Mensen als Frank Niamut staan hier voor een grote opgave. Hij is directeur van de openbare basisschool de Rozemarn in Amsterdam Zuidoost. Hij is het | |
[pagina 15]
| |
niet zonder meer eens met de stelling dat gescheiden scholen een voorbode van een gescheiden samenleving zijn. Hij meent dat de verzuiling heeft bijgedragen aan de emancipatie van achtergestelde groepen. Ook Drs. R.F.M. Lubbers hangt die stelling aan. Maar men kan zich met evenveel recht afvragen of de verzuiling die emancipatie niet heeft vertraagd en of de ontzuiling van de jaren zestig niet een noodzakelijke voorwaarde ervoor was. Niamut zet overigens wel kanttekeningen bij islamitische scholen. Ze gaan volgens hem uit van ‘een mono-culturele benadering’. Ook hier doemt het probleem van de multiculturele samenleving op. Eind 1996 namen zeven leerkrachten van de islamitische basisschool ‘El Inkade’ in Ede ontslag omdat zij door het schoolbestuur werden verplicht in lange gewaden gekleed te gaan, niet te roken, niet te drinken en geen make-up te gebruiken. Noch mochten de leerkrachten aandacht aan andere godsdiensten dan de islam besteden. Daarmee zou Niamut het pertinent oneens zijn. Hij streeft naar transcultureel onderwijs. Het zou inderdaad goed zijn als autochtone leerlingen inzicht in de islam zouden krijgen. Maar dat geldt net zo goed voor islamitische leerlingen ten aanzien van het christendom. De liefde kan niet van één kant komen. In het geval van El Inkade billijkte de kantonrechter de ontslagneming van de zeven leerkrachten. Wat zou hij zeggen als een islamitische school een leraar wegens homoseksualiteit ontsloeg? Kabaktepe staat hier voor een dilemma. Aan de ene kant ‘blijft de inrichting van je eigen leven een zaak tussen jou en Allah’. Aan de andere kant is ‘de Koran expliciet over mannen die met elkaar willen samenleven als waren zij man en vrouw: het is verboden en zelfs godslasterlijk’. Hij vraagt om een ‘debat op alle niveaus en zonder gemeenplaatsen’.
De moeilijke verhouding van de islam tot de homoseksualiteit komt ook naar voren in het rapport ‘Hoe roze is Amsterdam’, dat wethouder homo-emancipatie J. van der Gies- | |
[pagina 16]
| |
sen heeft laten maken. Die studie bevestigt de indruk dat Turkse en Marokkaanse inwoners moeite met homoseksualiteit hebben. Twee jaar geleden kwam een soortgelijk beeld in een Utrechts onderzoek naar voren: ‘Wij proberen [...] wat aan de vooroordelen te doen maar het stuit op groot verzet bij allochtone leerlingen.’Ga naar eind6. Weer stuit de multiculturele samenleving op artikel 1 van de Grondwet.
Seksualiteit en huwelijk blijven stenen des aanstoots. Kabaktepe: ‘Een moslimmeisje dat met een niet-moslim trouwt, krijgt geheid problemen in haar omgeving en anders krijgen haar kinderen die wel.’ Maar gelukkig niet in dezelfde mate als Nasr Aboe Zeid. Deze voormalige hoogleraar in de Arabische literatuur aan de universiteit van Caïro werd op 15 juni 1995 tot scheiding veroordeeld, omdat uit zijn boeken zou blijken dat hij een afvallige moslim was. Zijn islamitische vrouw zou dus niet met hem getrouwd mogen zijn. Noch zou zij met hem mogen samenwonen want dat zou overspel zijn. Professor Zeid doceert nu in Leiden. Dat in Caïro nog niet alles pluis is wat betreft de verhouding tussen mannen en vrouwen blijkt ook uit het verzet van sjeik Al-Azhar, leider van de gelijknamige, gezaghebbende islamitische universiteit, tegen het regeringsvoornemen Egyptische vrouwen tegen veelwijverij te beschermen. Deze sjeik heeft zich ook gekeerd tegen het verbod op de besnijdenis van vrouwen.
Fadime Örgü: ‘In Turkije is het idee dat het enige recht van de vrouw het aanrecht is, nog altijd wijd verbreid.’ Tot voor kort dachten velen in Nederland er net zo over. Ook de emancipatie van de homoseksualiteit is van recente datum. Het ligt voor de hand dat islamitische migranten de vooroordelen meenemen die in hun landen van herkomst heersen, waaronder de achterstelling van de vrouw. Zij zullen zich moeten aanpassen aan de zich emanciperende Nederlandse samenleving. | |
[pagina 17]
| |
De Utrechtse criminoloog Professor Frank Bovenkerk beschuldigde in 1978 de Amsterdamse politie van ‘een wijdverbreid rasvooroordeel’. Hij deed dat in zijn boek Omdat wij anders zijn: patronen van rasdiscriminatie in Nederland. De politiegegevens over de criminaliteit van Surinamers bewezen volgens hem ‘niets over de werkelijke criminaliteit’. Op 29 mei 1992 noemde hij in HP/De Tijd het wrr-rapport ‘Allochtonenbeleid’ te generaliserend: ‘De criminaliteit van enkelingen wordt uitgebreid tot de uitspraak: “de minderheden zijn crimineel”.’ Maar in zijn verhoor door de irt-enquêtecommissie op 6 september 1995 hield professor Bovenkerk het er op dat ‘enkele tientallen procenten’ van de volwassen Turkse mannen in Amsterdam bij de georganiseerde criminaliteit betrokken waren. In drie jaar tijd van ‘enkelen’ naar ‘enkele tientallen procenten’. Zou dat zijn, zoals Prof J.A.A. van Doorn veronderstelde, omdat het eerst niet en vervolgens wel lonend was van criminaliteit onder allochtonen te reppen?Ga naar eind7. Naar later bleek, kon Bovenkerk zijn uitspraak ‘enkele tientallen procenten’ niet motiveren. Maar ‘een aanzienlijke betrokkenheid’ hield hij staande. En de enquêtecommissie concludeerde dat de directe en indirecte betrokkenheid van leden van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse gemeenschappen bij georganiseerde criminaliteit uit de landen van herkomst ‘onrustbarend groot’ is. ‘De georganiseerde misdaad in etnische groepen kan een desastreuze uitwerking hebben op de maatschappelijke positie van minderheden,’ meende de commissie. Er is dus heel wat aan de hand.
De VolkskrantGa naar eind8. meldde in 1996 dat ongeveer de helft van de besturen van grotere moskeeën in Nederland bij grootscheepse handel in hasj of bij het witwassen van geld betrokken is. En vvd-Tweede-Kamerlid Oussama Cherribi voegde daaraan toe: ‘De moskee is een vrijplaats, zonder veel controle. Het gebeurt niet in alle moskeeën maar het verbaast mij niet.’ Hij wijst er op dat drugshandelaren hun so- | |
[pagina 18]
| |
ciale status trachten te verhogen door hun betrokkenheid bij de moskee te intensiveren. Maar Driss El Boujoufi ontkent het bericht. Volgens hem spinnen twee groeperingen er garen bij: extreem-rechts en de fundamentalisten, die menen dat migranten nog steeds als criminelen worden gezien en zich beter op zichzelf kunnen terugtrekken.
E. Ates, voorzitter van de Islamitische Raad Nederland, onderschrijft het irt-rapport: ‘Het klopt dat er een grote Turkse betrokkenheid bij de drugshandel is.’ Als een van de belangrijkste oorzaken van de Turkse criminaliteit noemt hij ‘het milde beleid, het lakse politie-optreden, de lichte straffen.’Ga naar eind9. Daar is El Boujoufi het weer mee eens. Ook hij laakt het welzijnswerk en wil dat de politie harder optreedt. ‘Als je door de politie wordt opgepakt en je krijgt een sigaret in plaats van een pak slaag is de rekensom snel gemaakt.’ Maar het is niet doenlijk allochtone en autochtone jongeren te behandelen naar de cultuur waaruit zij voortkomen. Intussen heeft de helft van de jongeren in een justitiële jeugdinrichting een niet-Nederlandse achtergrond.
Hoe zal het de islam in West-Europa vergaan? Prof. Mohammed Arkoun hoopt dat zich hier een liberale variant van de islam zal ontwikkelen. Ali Lazrak is dat met hem eens: ‘De islam is in Nederland nadrukkelijk aanwezig en dat zal dus een Nederlandse islam moeten worden.’ Zal de ontkerkelijking zoals die in West-Europa heeft plaats gehad ook de islam treffen? Beerenhout: ‘Ik kan me niet voorstellen dat de ontkerkelijking, of liever de liberalisering zoals de christenen die de afgelopen decennia doorgemaakt hebben, aan de islam in ons land voorbij zal gaan.’ Lazrak is het ook hiermee eens: ‘Wanneer de economische integratie van moslims in Nederland doorzet, zal het secularisatieproces doorgang vinden.’ Betekent dit dat de shari'a - de islamitische wet - moet | |
[pagina 19]
| |
worden aangepast? Ja, vindt Berna Yilmaz: ‘Ik ga ervan uit dat de shari'a op onderdelen kan worden aangepast aan de huidige leefsituatie, niet op de essentie van de erin besloten rechtvaardigheid.’ Kabaktepe laat zich in gelijke zin uit. Blijven er dan uiteindelijk nog verschillen tussen christendom en islam over? Beerenhout: ‘Ik vind de vervaging van grenzen tussen de godsdiensten helemaal niet erg.’ Maar voor velen, christenen zowel als moslims, is het een gruwel. Die vervaging zal nog tot heel wat spanningen leiden.
Ali Lazrak verzet zich tegen de poging van de Marokkaanse overheid om de ‘ware’ islam in het buitenland te verbreiden. ‘Ik beschouw dat als een oppositie tegen onze aanwezigheid als migranten hier.’ Hij vraagt zich ook af wat Saoedi-Arabië ‘met geld en invloed in de Nederlandse moslimwereld te zoeken heeft’. Kabaktepe voegt daaraan toe: ‘Wij zijn bezig met integreren in Nederland, niet met de politiek van Turkije.’ Toch komt dat land herhaaldelijk ter sprake. Is het fundamentalisme daar in opmars? Hoe krachtig is de Refah-partij? Wat kan West-Europa daar aan doen?
Sommigen menen dat Turkije lid van de Europese Unie moet worden omdat lidmaatschap dit land zal helpen in zijn strijd tegen het fundamentalisme. Maar dat is een illusie. Het fundamentalisme in het Midden-Oosten, Turkije en de Maghreb zal zich ontwikkelen langs lijnen die zich onttrekken aan de invloed van het westen. Overigens hoort Turkije niet thuis in de Europese Unie. De bevolking is te talrijk en te arm; de cultuur en de godsdienst zijn te verschillend; en de Turkse gemeenschappen in Nederland en Duitsland zullen als magneten de migratie aanwakkeren.
Ali Lazrak: ‘In landen als Marokko, Algerije, Tunesië en Saoedi-Arabië bestaat de democratie feitelijk niet. Al deze landen hebben grondwettelijk gezien een islamitische basis.’ Is | |
[pagina 20]
| |
de islam een obstakel voor democratie? De idee van vertegenwoordiging is niet eigen aan de islamitische cultuur. Het westen heeft natuurlijk geen monopolie op de democratie, zoals India en de democratiseringsbeweging in China aantonen. Maar de politieke situatie in de islamitische landen is wat dat betreft wel ontmoedigend.
Ondanks de verschillen tussen mijn gesprekspartners hebben zij een aantal zaken gemeen. Zij zien integratie als een wederkerig proces waarbij er rechten én verantwoordelijkheden zijn, ook aan de kant van de allochtone burgers. Allen hebben een complexe identiteit waarin zij elementen uit verschillende culturen combineren. Maar zij richten zich op een toekomst in de Nederlandse samenleving. Dat is ook de reden waarom zij met het voorstel tot een Nederlandse imamopleiding instemmen. Zij hebben een duidelijke band met de islamitische godsdienst maar stellen zich open en verdraagzaam op jegens andersdenkenden.
Mijn hoop is dat deze bundel met gesprekken de kwaliteiten van mijn gesprekspartners weerspiegelt en een boeiend perspectief biedt op de positie van de islam in de polder die Nederland heet. |