Woord vooraf
Twee jaar geleden ontstond bij mij het idee om tijdens de eerstvolgende verkiezings- en formatieperiode een dagboek bij te houden. Het leek me interessant om die aantekeningen te zien naast die van een politicus. Het plan rijpte nadat ik een discussie had bijgewoond over omgangsvormen tussen politici en parlementaire journalisten. Daar viel me op dat de opvattingen van politici over journalisten (en omgekeerd) clichématig waren: ‘Parlementaire journalisten zijn lui en dientengevolge niet meer geïnteresseerd in de inhoud.’ Omgekeerd: ‘Politici zijn ijdel, arrogant en overwegend saai.’
Parlementaire journalisten koesteren nóg een vooroordeel over politici: op werkbezoeken in verre, liefst warme buitenlanden zijn ze openhartiger en toeschietelijker dan op het Binnenhof. In november 1996 brachten vier fractievoorzitters een bezoek aan de Antillen en Aruba. Tijdens dat bezoek, aan de bar van een hotel in Oranjestad, sprak ik met Frits Bolkestein over mijn idee voor een ‘dubbel-dagboek’. Ik vroeg hem of hij dagboeknotities wilde maken tijdens de eerstvolgende verkiezings- en formatieperiode om die na afloop naast die van mij te leggen. Bolkestein bevestigde het vooroordeel: hij reageerde enthousiast. Mijn idee legde ik voor aan Frits Bolkestein omdat ik, als parlementair verslaggever van het nos-Journaal, de vvd zou volgen in de maanden voor en na de verkiezingen van 1998.
We spraken af dat we onze dagboeken zouden openen op de dag van de gemeenteraadsverkiezingen, 4 maart 1998, en zouden sluiten op de dag van de beëdiging van een nieuw kabinet.
Onze dagboeken beslaan uiteindelijk een periode van vijf maanden. Afspraken over de inhoud hebben we niet gemaakt. Wel zouden politieke gebeurtenissen en onze persoonlijke gedachten daarover een belang-