Boren in hard hout
(1998)–Frits Bolkestein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 263]
| |
Jan Pronk, rebel met een missieHet boek Jan Pronk, rebel met een missie van Margriet Brandsma en Pieter Klein werd op 15 mei 1996 in Nieuwspoort gepresenteerd. Bij die gelegenheid hield ik de volgende toespraak. Mijn eerste baan, die ik in 1960 kreeg, was het inspecteren van de brandstofvoorziening op de vijftien vliegveldjes die Tanzania toen rijk was. Een van die vliegveldjes lag op Zanzibar. Ik placht daar te overnachten in het Zanzibar Hotel, dat een schilderachtig en niet oncomfortabel onderkomen bood. Mijn kamer daar werd steeds gereserveerd door E.J. Kassem, de Shell-agent op dat tropische eiland, later met zijn familie door de opstandelingen vermoord. Op een van mijn inspectiereisjes was er iets mis gegaan met die reservering. Het Zanzibar Hotel was vol. Was er een ander hotel? Ja, dat was er en het heette Hotel Pigalle. Wat een onwaarschijnlijke naam, dacht ik, maar ik vond er tenminste een bed. Toen ik de volgende ochtend de trap afdaalde, trof ik achter de receptie een vrouw van middelbare leeftijd aan die in het Frans in zichzelf mompelde. Ze zag er zorgelijk uit en in een misplaatste poging tot medemenselijkheid zei ik: ‘Madame, pourquoi êtes-vous si triste?’ Zij keek op en antwoordde: ‘Monsieur, je ne suis pas triste, je suis désespérée.’ Ik betaalde de rekening en vertrok, overdenkend wat haar verleden zou kunnen zijn geweest. Ik moest bij het lezen van Palmwijn, het alleraardigste boekenweekgeschenk dat Adriaan van Dis heeft geschreven, aan dit oude voorval denken. Want dat boekje betreft ook een oudere vrouw op een eiland, ditmaal voor de kust van francofoon Afrika. Die vrouw raakt verslingerd aan palmwijn en minnaars, verwikkeld in de chaotische verwarringen van het eiland waartegen ze op een vage wijze protesteert om ten slotte op een niet ter zake doende wijze te overlijden. Graham Greene zou het Van Dis niet hebben verbeterd. | |
[pagina 264]
| |
Dat boekenweekgeschenk zal de ontwikkelaars niet behagen. Te veel aanvaarding van het onaanvaardbare, te veel afstandelijkheid, te weinig bewogenheid. ‘Afrika is één groot laboratorium, vol boeiende processen en reacties. Laat het borrelen en stomen, maar grijp niet in. We hebben al te veel verpest.’ Aldus een van de personages. En: ‘Je ziet elke dag wel een buitenlandse ambassadeur op de televisie een cheque of een zak voer overhandigen. “Coöperatie” heet dat. De energie die dat kost, de ondermijning van het zelfvertrouwen die dat teweegbrengt.’ Wordt die kritische blik gangbaar? Hij blijkt ook uit het boek Wie goed bedoelt van de Surinaamse Ellen Ombre, die daarin verslag doet van haar reis naar het West-Afrikaanse Benin, vanwaar haar voorouders wellicht naar de Nieuwe Wereld zijn gebracht. Zij noemt ontwikkelingshulp ‘welzijnswerk op wereldniveau’ en spreekt over minister Pronk en zijn ‘schatkist van het schuldgevoel’. Dit gevoel van desillusie doorschiet Jan Pronk, rebel met een missie van Margriet Brandsma en Pieter Klein, dat vandaag ten doop wordt gehouden. Het is een voortreffelijk boek: helder, goed geschreven, onderhoudend en zeer leerzaam voor ieder die belang stelt in de Nederlandse politiek. Daarvoor zijn wij hun veel dank verschuldigd. In dit boek zegt Jan Pronk: ‘Het gaat om de uitkomst, niet om de ethische inspiratie op zichzelf.’Ga naar eind1 Welnu, wat is die uitkomst? In maart 1994 zei hijzelf tegen de Nieuwe Revue: ‘Ik heb eigenlijk verrekte weinig invloed gehad.’ Anderen bevestigen dit. Zo Berend Jan Udink. ‘Hij was niet effectief omdat hij met iedereen overhoop lag.’Ga naar eind2 En volgens Jan Breman bestaat er geen agenda voor ontwikkelingsbeleid meer. Pronk zelf, aldus deze hoogleraar, ‘zoekt het nu in een vlucht om zich heen, in vredesoperaties en noodhulp’.Ga naar eind3 Zijn er dan geen landen tot ontwikkeling gekomen? Zeker wel - zie Oost- en Zuidoost-Azië. Ook in Zuid-Amerika gaat het beter, nu de etatistische benadering daar is afgezworen. Er is dus geen reden tot wanhoop. Waarom dan toch die ontgoocheling? Is het omdat de voorschriften van Jan Pronk niet sloegen op de werkelijkheid? Maar wat waren die voorschriften precies? Brandsma en Klein laten zien dat Pronk verre van consistent was. Zo ook Den Uyl, Pronks leermeester, die volgens Wim | |
[pagina 265]
| |
Meijer meende dat de politieke consistentie van Jan Pronk niet altijd in de pas liep met zijn intellectuele consistentie.Ga naar eind4 Aan de ene kant maakte hij zich druk voor de Nieuwe Internationale Economische Orde, voor de Unctad en voor internationaal etatisme; en heeft hij met Tinbergen - zijn andere leermeester -, Den Uyl en Wim Kok in New York een wereldwerkgelegenheidsplan aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties gepresenteerd, waarbij het dirigisme van de Comecon verbleekte. Aan de andere kant meent hij dat er geen direct verband is tussen hulp en economische groei en dat het naïef is zo'n verband te veronderstellen.Ga naar eind5 Aan de ene kant vindt Jan Pronk dus dat hulp bijzaak is en dat het gaat om beleid dat structuren die leiden tot armoede, moet veranderen. Aan de andere kant heeft hij het Wim Kok zeer kwalijk genomen dat die een einde heeft gemaakt aan de budgettaire uitzonderingspositie die ontwikkelingssamenwerking sinds 1973 ten deel viel.Ga naar eind6 Aan de ene kant zei hij op 23 mei 1993 voor de ikon-radio dat hij niet meer zo geïnteresseerd was in ontwikkelingshulp.Ga naar eind7 Aan de andere kant voelde hij zich door Wallage ‘in de rug aangevallen’, toen deze in het najaar van 1994 tegen de Volkskrant zei ‘dat wij absoluut van het cijferfetisjisme af moeten’.Ga naar eind8 Aan de ene kant wil hij een ontschotting van alle beleid dat op het buitenland betrekking heeft, welk beleid natuurlijk alleen door de minister van Buitenlandse Zaken kan worden gecoördineerd. Aan de andere kant verzet hij zich tegen een staatssecretariaat voor Ontwikkelingssamenwerking, dat logischerwijs uit die ontschotting voortvloeit. Aan de ene kant streeft hij naar een sociaal-economische Veiligheidsraad met aanwijzingsbevoegdheid jegens afzonderlijke landen. Aan de andere kant zei hij onlangs tegen de Volkskrant dat de fout is gemaakt te veel verantwoordelijkheden op het bord van de Verenigde Naties te schuiven.Ga naar eind9 Aan de ene kant wilde hij graag minister worden in dit paarse kabinet, aan de andere kant verfoeit hij de sociaal-economische paragraaf die het hart van het regeerakkoord vormt. Het is alles wendbaar, te wendbaar. Ligt het nu aan de internationale structuren of aan good governance? Is hulp nu wel of niet belangrijk? Geen wonder dat hij | |
[pagina 266]
| |
anderen verbijstert, zijn partijgenoten voorop. Ze doen talrijke kritische, zo niet bittere uitspraken. Relus ter Beek: ‘Prachtig hoor, die nota's. Intellectueel chapeau. Maar ik heb weleens het gevoel dat het eerder uitkomt op een vorm van intellectuele zelfbevrediging dan dat het daadwerkelijk beleidsbetekenis heeft.’Ga naar eind10 En naar aanleiding van Indonesië voegde Wim Kok hem toe: ‘Jij hebt noch het verleden noch het geweten in je portefeuille.’Ga naar eind11 Jan Pronk heeft er natuurlijk om gevraagd. Maar dat is ook het aardige aan hem. Hij provoceert, is volgens sommigen zelfs een enfant terrible, lokt weerwoord uit en noopt zo tot debat. Dat verbindt ons beiden. Hij adviseerde Wim Kok als politiek leider van de PvdA in de Kamer te blijven. ‘Het zou meer ruimte geven voor profilering en dat zou de partij weer minder kwetsbaar maken in tijden van crisis.’Ga naar eind12 Laat ik nu ook eens zeggen dat ik het met Jan Pronk eens ben! |