Canzonen
(1885)–Joan Bohl– Auteursrecht onbekend
[pagina 5]
| |
I Tijdgenooten | |
[pagina 6]
| |
In elken kring wordt weldoend licht gegoten,
Aan geest en hart den frisschen dauw gegeven,
Waardoor weêr bloemen op het pad ontsproten.
Geen, zoo misdeeld, of in zijn matte leven
Is hem - hoe schaarsch 't dan zij - iets liefs geschonken,
En wordt hij soms tot beter sfeer verheven....
Wie deed bij uitgebluschten moed ontvonken?
Wie heeft voor dwalers 't rechte pad ontsloten?
Wie staan vermoeiden sterkend toe te lonken,
Tenzij de groote en goede tijdgenooten?...
1 Mei 1875 |
|