Het nieuwe werck der psalmen van den koningh David
(1659)–Cornelis Boey– Auteursrechtvrij
[pagina 315]
| |
2 Ghy hebt den nacht tot rust bereyd,
Den dagh, den arbeyd op-geleyt,
Die wy nu hebben uyt-gestaen;
Laet ons in vrede slapen gaen.
3 Op dat ons lichaem, met den dagh,
Tot wercken we'er bequaem zijn magh;
Geeft, dat ons slaep gematight zy;
Houwd ziel en lijf van sonden vry.
4 Op dat wy rusten t'uwer eer',
Licht ons verstand, hoe langhs, hoe meer;
Neemt ons in uw geley, en maeckt,
Dat ons de Satan niet genaeckt.
5 En schoon uw oogh ons, desen dagh,
Gelijck oock voor-maels, sondigh sagh,
Soo weest bermhertigh even-wel;
En onder-steunt ons kranck gestel.
6 Deckt onse schuld, die voor u is,
Als 't Aerd-rijck met de duysternis.
Op dat ghy, als ghy menschen richt,
Ons niet en stoot van uw gesicht.
7 Geeft rust en troost in hare pijn,
Die kranck en aen-gevochten zijn.
Behouwd ons alle t'uwer eer';
Door Iesum Christum, onsen Heer.
|
|