Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermdEen geduurige vuile koorts.730. Een gedurige koortsGa naar voetnoot(h) is een vuile gezegt geweest, | |
[pagina 127]
| |
welke aan grooter oorzaak door een eenvoudige ontsteeking, aan de verstopping der ingewanden, toestopping van de huid, en byna van allen de hairige vaatjes, maar ook aan scherper scherpigheid werd toegeschreven.Ga naar voetnoot(a) 731. Men kend die door de warmte, als stekende de rakende vinger, koortsachtige polsslag, maar ook ongelykmatig, en en niet geordent, dik, rood, troubel, raauw water zonder zettingGa naar voetnoot(b), gesteldheid, ouderdom, gestalte, warme, en bloedryke. 732. Deze is een gelykhoudendeGa naar voetnoot(c) opklimmendeGa naar voetnoot(d) of verheffende,Ga naar voetnoot(e) of afgaande.Ga naar voetnoot(f) 733. Uit welke de eerste is heilzaam, de twede de slimste: de derde beeter. 734. De pols, hoe dat die zwakker, meeniger, ongelyker door-kracht, onordentlyker door de tyd tusschenposender door den slag, weder-inademing hoe dat die moeyelyker, meenigvuldiger, zwoegender, als hoe meer bewogen de toppen van de neus, hoe meerder pyn hebbende ontrent de levendigen, hoe onordentelyker; de vermoeidheid hoe die heftiger, de zwakheid grooter; de omwerping des Lichaams meenigvuldiger, 't leggen op de rug, met uitgestrekte leeden dikmaalder; 't gebruik van reeden, hertstochten hoe door ontroerder; de eetenlust meest weg, de verteering moeyelyk, 't water roodachtiger, dikker, beroerder, met een kleinder zetting; of ook dunder, en meer waterig, spaarzaam dat niet kan wederhouden werden; de beweging hoe meer bevende, 't gevoel verdovende, spelende, plukkende; de oogen hoe die droeviger, door onwillige tranen vochtiger, hoe de ziekte hier (730) erger, doodelyker. 735. Maar alwaar de slaap moeyelyk, en moeyelyk wykende, purperagtige puisten, of blaauwe, die 't Licchaam mismaaken, de onderlyfs deelen, gespannen, en opgeblazen, zo sterft die byna. | |
[pagina 128]
| |
736. De geneezingh alvoorens overgelevert na de verscheidentheid der aanwyzende, heftigheid der toevallen, toestand van de zieke, en staat der ziekte verandert zynde, eischt niets byzonder. 773. Deze heeft de oudheid genoemt aanhoudende, de hoge SchooleGa naar voetnoot(a) geduurige, zonder vermindering, om dat geen ophouding van heftigheid in deze is: maar deGa naar voetnoot(b) gelykhoudende, of geduurige (727.) welk geduurige ophoudende of vermeerderende. |
|