Kortbondige spreuken wegens de ziektens
(1979)–Herman Boerhaave– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||
vuur (388), een andere geneezing word 'er geeischt: 't heete vuur werd genoemd een ontsteeking van een zagt deel, welk na de dood helt;Ga naar voetnoot(a) 't koude vuur is die, welk nu in 't geheele gedeelte alle levendige werking met een volkomen dood vernietigd, 't leven overig zynde in de overigen. 420. Derhalven 't heete vuur gelyk meest 't vet vleezig vliesGa naar voetnoot(b), 't koude vuur alles tot 't gebeente toe ontsteekt; die gaat vooraf, deze volgd meest; 't en zy 't zyn oorsprong neeme van de bederving des beens, merg, of beenvlies: waar uit ook blykt deze byzondere zoort van heet vuur, welk zonder koorts, ontsteeking, of verlies van warmte die natuurlyk is, komt in die deelen onder 't gekneusde rugmerg gelegen. 421. Derhalven 't is dezelve oorzaak van 't heete, als koude vuur, maar door zyn kragt, duuring, plaats verscheiden. 422.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||
423. 2. Welk de vogten scherpen, dat ze de vaten uiteeten, en verbreeken, als.
424. 3. Welk de dood van de uitersten leeden maaken door gebrek van levendige invloed, als de rust van een bejaarder, grooter zwakheyd, zware kneuzingen van groote zenuwen, ruggraat, rug, merg, Ga naar voetnoot(c)groote zenuw-knoopen (326. 421.) 425. Wonderlyke venynen. 426. De teekenen van toekomende heet vuur zyn deszelfs oorzaaken (422-425) van te voren gekend. 427. Maar van de tegenwoordige zyn deze.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||
428. 't Toekomende koude vuur weet men uit teekenen van 't tegenwoordige heet vuur (427) geduurig vermeerdert. 429. Dog van de tegenwoordige zyn de tekenen.
430. 't Groot en schielyk onderscheid geeft waare voor uit gezigten. 431. Welke waarheid zal opgeven.
432. Hier uit regels; Van heet vuur komt koud vuur. Van koud vuur de dood van dat deel, in een schielyke ontsteeking van de naastgeleegene. 't Heete vuur moet men aanstonds ondergaan. 't Koude vuur moet men aanstonds uitroeijen. 't Heete vuur van 't brein, de ingewanden, blaas, is doodelyk, en in scherpen een schielyke oorzaak van de dood, de grooter deelen, naulyks blykende gekwest te zyn. 't Heete vuur van de inwendige mond, lippen, neuzen, teelleeden is moeijelyk te genezen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||
't Koude vuur van de uitersten, peesagtigen doodelyk in de ouderdom. 't Heete vuur in Ga naar voetnoot(a)waterzugtigen, Ga naar voetnoot(b)teeringagtigen Ga naar voetnoot(c)scbeurbuikingen is de slimste, een bode des doods. 't Koude vuur na boven klimmende brengt voort slaapeloosheid, raaskallen Ga naar voetnoot(d)hertvang, geweldige oprisping, de nok, Ga naar voetnoot(e)kramp, pynen, koud zweet, slaap, kondigd voor af de dood. Blauwigheid, zwartheid, dorheid ontrent de zweeringen, heet koud vuur kondigen aan de dood naby te zyn. 433 Aanwyzing in de geneezing van 't heete vuur is.
434. De kragten worden bevestigd met dat te geeven.
435. De ingang van 't verrot gemaakte in de aderen werd belet.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||
436. De beginnende verrotting word gebeterd.
437.
438. De vogtigen worden bezorgd met daar in te gebruiken, zout, azyn, wyn, geesten van wynspeceryen. 439. Door de zelve (438) werden bewaard de vasten, nog niet aangestooken. 440. De stilstaande werden gebragt in beweging.
441. Deze (434-440) haastig gebruikt, dikmaals vernieuwd, veelmaal werd 't begonnen heete vuur door een gelukkige verbetering en doordryving goedgunstig weggenomen. 442 Maar indien de vogten nu verrot, en de bewegelykste deelen deezer uitgewaassemt zyn, en daar door de buizen verwoest zyn geworden, 't kwaad zal door deze geneesmiddelen niet wegwyken, nog aan 't bedurven deel zal niet weder gegeven worden gezondheid, maar de naastgelegene zullen veel verbrooken werden door de bewogen zynde levendige, konnende die nogtens niet uitwaassemen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||
443. Derhalven 't geheele oogmerk is door dit geval (442) af te zonderen 't doode van 't levende. 444. De afzondering geschied met kragt van 't levendige vogt vallende aan de eindens van de heetvuurige Ga naar voetnoot(a)korst, daar mede verstikt, en aldus in verettering, (387) gebragt, waar van daan ontbonden werdende, veezelen, die aan een hegten 't heete vuur aan 't gezonden deel. 445. En derhalven blykt, dat de kunst daar in gelegen is, dat
446. Dat de verettering verhaast werd, des huids insnyding van 't verrot gemaakte tot aan de beginzels van 't levendige is dienstig; want zo, de al te groote verstikking vermeerdert, in plaats van 't voortkruipende heete vuur komt een ettergeswel, waar door de huid en 't heetvuurige smeer veeltyds van de ondergelegde tot nog toe levende werden afgezondert. 447. Dog hoe 't bloed in deze eindens meer valt, hoe beeter, bloedzuigers, koppen, en diergelyke aantrekkende dikmaals opgelegd zyn dienstig. 448. 't Ingesneden (446) deel door warme vogten de bederving tegengaande (438) en de hardigheid van de korst (389) verzachtende (403) moet men stoven. 449. De deelen hangende, verstorven, ontbonden, moeten met vasthoudertjes en tang weggenomen worden, de korsten verzacht zynde. 450. Op 't geheelen onstooken deel moet men geduurig leggen warme pappen, en met geduurige warmte versterkt, daar mede behandelende; welke uit verzachtende, doordringende, pynstillende bestaan. 451. Tot dit doet ook veel een zeldzaame ontblooting van 't deel, als gemeenlyk pleeg te geschieden. 452. Alwaar, deze (446-451) gedaan zynde, begind de korst t'zamengetrokken te werden, 't gescarificeerde te bevogtigen, met een kant 't gezonde te zwel- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||
len, te rooden, veretterd te worden, 't gestorvene te schudden, zo is 't een teeken, dat 'er een afscheiding komt, 't kruipende kwaad stilstaat, en in 't kort de plaats zuiver zal worden. 453. Dan moet men 'er opleggen, zachte, pynstillende, balsamiken, ettermakende middelen, niet veel de zweering te ontblooten; allen, welke styvigheid aan de vezelen geven, moeten gemyd werden; rust moet men geeven aan dat deel; en verders als een zweering moet dit kwaad behandeld werden. 454. Indien van een ongebonden scherpe vorst 't heete vuur komt (427. N. 6.) 't deel, sneeuw daar op gelegd, of met linnen, met zeer koud water vogtig gemaakt, moet 't bedekt werden, tot dat, door de prikkelingen van de koude, in sneeuw of water hervat zynde, 't weder begind te ontbinden, 't leven wederkerende. 455. Want anders warme middelen daar op gelegt, zo verrot 't deel, de prikkelingen niet bewogen, nog uitgetrokken zynde. 456. Maar dit gedaan zynde, (454) met warme hersterkende moet men de zieke verkwikken, en tot zweetens toe warm maaken. |
|