Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] Winter in België Aan Louis Raemaekers. Het dorp treurt eenzaam, en de droef-besneeuwde banen gaan wijd-uiteen, zoo pijnen-zware droomen doen. De huisjes zijn schier-ingestort, en al de wanen van vrede liggen onder deze sneeuw te bloên. Het kerkje is dood, niets dan wat hoopen steen, waar tanen ging breedste liefde; - en 't land dat dapper was en koen, lijdt diepe ellende en heeft het donker oog vol tranen, terwijl die droeve sneeuw is innig, lijk een zoen. Een bleeke vrouw, met 't wichtje vastgeklemd op de armen, en bij haar 't oudste knaapje, dat zacht-snikkend schreit, gaat door de doodsche sneeuw der strate langzaam voort. Een grijsaard strompelt meê, en weent om 't dakloos oord, waar hij gerust zijn oude leden kon verwarmen, - wijl ginds vier ‘Feldgraus’ spotten om hun weerloosheid. Vorige Volgende