Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] In den Strijd [pagina 81] [p. 81] België I o België, ge waart eerlangs het land van vrede, en schoon was uw gelaat, waar blonde zon omlag, daar rijk was uw landouwe en groot al uwe steden; ge waart 't verkoren land, waar men slechts vreugde zag. Ge waart u-zelve, en moedig hadt-ge u vrij gestreden, - uw zonen waren groot, - want schoon was elke dag, - ze leefden met genot, en stierven met een lach: en hadden vroeger toch zoo lange nood geleden! En 't ligt weer overhoop, uw gansche, schoone land, fier België, dat weet wat Eer en Recht beduien, - uw vrouwen weenen droef, en gaan in rouw-gewaad. Uw huizen zijn vernield, door woeste hand verbrand, en in den avond zijn geen klokken meer die luien, daar door de wereld-heen, uw dakloos volk nu gaat. [pagina 82] [p. 82] II Zoo komt wel eens een dag, dat stil gelukkig zijn weer zal uw volkje roepen tot zijn oude heerden, de vrijheid zal opnieuw, zoo rooden morgend-schijn. verrijzen om het land, dat uwe moed vereerde. En ieder zal hervinden, wat hij 't meest begeerde, en zal verheugd ook zijn, als bij een schoon festijn, de klokken zullen luien 't lied, dat ze verleerden, doch dat vóór eeuwen zong als 't feest in 't land zou zijn. Uw vrouwen zullen weer hun blonden glimlach voeren om hunne lippen, die slechts fluisterden gebêen, en zullen rijke peerlen om hun hals weer snoeren. En schoon zult-ge weer zijn, o België, en tevrêen, de vreugde zal uw leed, zoo'n wreeden droom, vervoeren, en grooter zult-ge wezen om uw droef verleên. Vorige Volgende