Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Avond De stilte spreekt van heen-gevloden dagen, nu met den avond, die zijn kaarsje ontsteekt, men boomen ziet als in een waas vervagen, en 't schijnt dat de avond nog wat stiller spreekt. Geen vreemd gerucht komt deze loomheid plagen, - soms wel een blad, dat van zijn takje breekt. en ritselend in de beke valt, heel trage, - zooals een dag, die in 't verleden leekt. En lichtjes gaat de maan heur trage baan, met schuinsche blikken naar de slapende aarde. Eén ster is van heur bedstêe opgestaan. En eenig-doodsch ligt onze lange gracht, die gracht, die zooveel moed en lijden baarde. - Een zwarte menschen-schim houdt stom de wacht. Vorige Volgende