Van glorie en lijden(1917)–Daan Boens– Auteursrecht onbekendSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Mechelen Uw blonde huisjes zijn tot weerloos stof geschoten, o Mechelen, die eens de fiere stede waart, die vele Kunstnaars kendet, grootste onder de grooten, en die uw glorie door vele eeuwen hebt bewaard. Gij, die gerust en stil den avond hebt bestaard, al luistren naar uw klokken, die hun liedren goten over uw straten en uw moe-gedwaalden vaart, toen uit die klokke-zangen, wijde droomen sproten. Hoe dikwijls heb ik, in de schaduw van uw toren, - die machtig zijn gedreun omheen de velden dreef, en Vlaanderen zingen leerde, toen het is herboren; - Hoe dikwijls dan gedroomd, wijl 't lied een boog beschreef, en stiller met zijn vleugels wiekte, om niet te storen de vrome rust, waarin het land zoet slapen bleef. Vorige Volgende