13 De straffen in de hel
Nu wil ik u verder vertellen over de verschillende zware straffen in de hel, die de zielen daar ondergaan. In de hel heerst altijd duisternis, zonder genade of mededogen. Men hoort daar niets anders dan kermen, hard geschreeuw, slaan met de handen, geknars van tanden en alle vormen van pijn. Er zijn twee hellen: één boven en één beneden. De deugdzame zielen die eigenlijk in de hemel thuishoorden, gingen naar de bovenste hel vóórdat God aan het kruis stierf. Met die dood zorgde Hij ervoor dat Hij ze bevrijdde uit die kwellingen en Hij leidde hen naar de hemelse zaligheid. Maar degenen die in de onderste hel zaten, bleven daarin opgesloten samen met de ellendige duivels.
In de hel is een heet en afgrijselijk vuur. En net zoals ons vuur heter is dan een beschreven vuur, zo is het helse vuur, waar vele zielen in verblijven, heter dan het onze. Het vuur in de hel brandt altijd en bestaat uit negen soorten kwellingen. Het kan nooit getemperd worden noch uitgaan en bevindt zich onder de aarde.
Er zijn daar negen soorten zware straffen. De eerste bestaat uit het brandende vuur. Dat vuur is zo afgrijselijk dat de hitte ervan niet minder zou worden ook al zou heel de zee dat vuur overspoelen. Het vuur zou branden als tevoren maar het geeft geen licht. De tweede foltering bestaat uit zo'n grote kou dat niemand die precies kan beschrijven. Die is ook in de hel aanwezig. Die kou heeft zo'n kracht dat een berg van vuur die daarin zou worden gegooid al zijn warmte zou verliezen en meteen in ijs zou veranderen. De derde foltering wordt gevormd door draken, slangen en vele wormen die zich als vissen in het water thuis voelen in de vuurgloed. Zij zijn angstaanjagend en afzichtelijk, zowel om te zien als om te horen. Zij hebben hoorns en sperren hun bek zo wijd open dat het lijkt alsof zij alles gaan verslinden. En de slangen winden zich om de hals van de zielen en berokkenen hun veel leed. De vierde