Boek van de wraak Gods
(1994)–Jan van Boendale– Auteursrechtelijk beschermd3 Hoe God Zijn eigen dood strafte en hoe prelaten en priesters zouden moeten levenZie nu hoe God, Onze Heer, die eeuwig geloofd zij, Zijn eigen dood strafte, zoals ik u zal verhalen. Hij stelde dit evenwel meer dan veertig jaar uit, omdat Hij graag gezien had dat alle joden tot zelfkastijding zouden zijn overgegaan. Zodra Hij zag dat het niet baatte en dat ze in hun grote verdorvenheid volhardden, heeft Hij met het oog daarop een hoog, machtig man opgewekt. Ik las ergens in een boek dat hij koning van Spanje was en Vespasianus heette. Hij en zijn zoon Chytus belegerden gezamenlijk de Heilige Stad van alle kanten. Alle joden uit de omgeving waren hals over kop de stad in gevlucht, die men naar mijn weten meer dan drie jaar belegerde. Daarbinnen heerste zo'n honger, dat ze voor het grootste deel stierven en van ellende om het leven kwamen. Ja, neem maar aan dat de honger zo groot was dat moeders hun kinderen opaten. Uiteindelijk werd | |
[pagina 14]
| |
de stad ingenomen, zodat de joden de tempel van Salomo binnenvluchtten om zich daar in veiligheid te stellen. Vespasianus trok naar de tempel en bracht zoveel joden ter dood dat de paarden tot ver boven hun enkels in het bloed liepen. Van de joden die men daar gevangen nam, gaf men er dertig voor een zilverling, net zoals zijzelf voordien op zoek waren geweest naar Christus en Hem voor dertig zilverlingen hadden gekocht. Zo kan God eveneens Zijn oordeel kenbaar maken.
De geestelijkheid zou wijs moeten zijn en zich dienen af te vragen waarom God de straf voor Zijn ellendige dood minstens tweeenveertig jaar uitstelde. Degenen die het strenge middel van de banvloek gebruiken, geven de ziel om een geringe zonde terstond prijs aan het eeuwige vuur van de hel, ja vaak ook om niets, zoals men dagelijks ziet. Ze veronachtzamen de wet die God, Onze Heer, hun voorschreef. ‘Leer van Mij,’ zei Hij, ‘dat Ik zachtmoedig ben.’ Ook zegt Christus: ‘U zult goedertieren zijn zoals uw Vader, die in de hemel is.’ Verder zei Christus: ‘Er staat geschreven: “U zult geen zeven maal vergeven, maar zeven maal zeventig maal”.’ Ik vrees dat priesters menige ziel in het verderf storten door hun onbehoorlijk gedrag. Ook hoort men Christus zeggen: ‘Laat de wraak aan Mij over, Ik zal het kwaad vergelden.’ Ook zegt Hij: ‘Mocht iemand u op de ene wang slaan, keer hem dan ook de andere toe, en ontneemt men u een kledingstuk, geef dan ook het andere, zonder voorbehoud.’ Beste lezers, zoals geschreven staat: God zegt het vaakst tegen de priesters dat ze niet moeten straffen of vermanen, noch kwaad met kwaad vergelden. Maar ze zouden een lamp moeten zijn die zijn licht, waar dan ook, op de leken zou laten schijnen, met deugdzaamheid, nederigheid, verdraagzaamheid en naastenliefde. Dat zou hun en het volk tot voordeel strekken. Zoals een kind de werken van de vader navolgt, zo volgen landsheren na wat ze de prelaten zien doen, en zo volgt het volk | |
[pagina 15]
| |
de heren na. Zo bezien, zijn de prelaten de oorzaak van het kwaad, vooral hebzucht en hoogmoed, met alle kwalijke gevolgen van dien. Want als ze rechtvaardig en godvruchtig waren, zou het volk beter af zijn. ‘Waar de herder dwaalt, dwalen de schapen,’ zegt men wel. Ook spreekt de Heilige Zoon Gods met Zijn Heilige Mond: ‘Ik ken Mijn schapen en zij kennen Mij.’ De Kerk zingt bovendien: ‘De goede Herder is opgestaan, die Zijn ziel voor Zijn schapen heeft toebereid.’ Beste lezers, wat zal ervan komen? Prelaten zijn Gods herders, dat geldt ook voor pastoors, en de mensen zijn hun schapen. Zoals de herders zowel's nachts als overdag zorg dragen om hun schapen te beschermen tegen wolven en rampspoed, zo zouden prelaten en pastoors overal en te allen tijde God moeten bidden dat Hij het volk Zijn genade en gunst verleent om het eeuwige leven te bereiken. Daartoe zijn ze op grond van hun heilige plicht altijd gebonden. Ach, zo gaat het allemaal niet meer toe!Ga naar eindo Men ziet tegenwoordig dat de geestelijkheid zich meer bekommert om grote sommen geld en paarden met een fraaie telgang, dan om het heil der mensen. Christus, Petrus en degenen die gedurende driehonderd jaar na hen kwamen,Ga naar eindo reden nooit op paarden maar liepen op de aarde en bezochten stad na stad met het oog op het zieleheil van de mensen. Ze leerden het volk het Woord van de Heilige Christus en toonden het duidelijk de zegenrijke weg naar het hemelrijk, zowel in theorie als in praktijk. Ze trokken zich nooit terug in kerken, kastelen of burchten, waar niemand hen kon spreken behalve degene van wie men profijt kon trekken. |
|