| |
| |
| |
Geciteerde literatuur
Adama van Scheltema, C.S., Kunstenaar en Samenleving. Rotterdam. 1922. |
Adriani, P.J.A., De Wet op de Vermogensbelasting, Zwolle. 1935. |
Alberdingk Thym, J.A., L'Art et l'archéologie en Hollande. Paris. 1854. |
Alberdingk Thym, J.A. en Leemans, C., De kunst in Nederland. Nijmegen. 1855. |
Amsterdamsche Courant 1854. |
Anoniem. Regerings- en volkszaak. De stem eens roependen in de woestijn? Amsterdam. 1875. |
Asselin, H., La Hollande dans le monde. Paris. 1921. |
Beaufort, H.L. de, Auteursrecht. Zwolle. 1932. |
Berlage, H.P., Studies over bouwkunst, stijl en samenleving. Rotterdam. 1910. |
Beumer, E.J., Het restaureeren van oude bouwwerken op groote schaal. Bouwkundig Weekblad Architectura. 1938, blz. 445, v.v. |
Bierens de Haan, J., Restauratie van kultuurmonumenten, vreemdelingenverkeer en werkverruiming. Maatschappijbelangen. 1937. blz. 189 e.v. |
Biram, E., Die Industriestadt als Boden neuer Kunstentwicklung. Jena. 1919. |
Bode, W., Frans Hals und seine Schule. Leipzig. 1871. |
Bolkestein, G., De concentratiegedachte in het Middelbaar Onderwijs. Groningen. 1932. |
Boncour, P. Art et Démocratie. Paris. 1912. |
Bosch Kemper, J. de; Geschiedkundig onderzoek naar de Armoede in ons Vaderland. Haarlem, 1851. |
Bosscha, J., Welke verpligting rust er op de regeringen ten aanzien van kunsten en wetenschappen? Amsterdam. 1840. |
Brom, Gerard, Romantiek en Katholicisme in Nederland. Groningen. 1926. |
Brom, Gerard, Herleving van de kerkelike kunst in Nederland. Leiden. 1933. |
Brugmans, H., Schets eener Beschavingsgeschiedenis van Nederland. Haarlem. 1928. |
Bruyne, J.A. de en Japikse, N., Staatkundige Geschiedenis van Nederland in onzen tijd. Leiden. 1917. |
Busken Huet, C., Het Land van Rembrandt. Tweede druk. Haarlem. z.j. |
Buys, J.T., Studiën over Staatkunde en Staatsrecht. Arnhem. 1894. |
Colijn, H., Saevis tranquillus in undis. Amsterdam. 1934. |
Cort van der Linden, P.W.A., Richting en Beleid der Liberale Partij. Groningen. 1886. |
Coster, D., Over liefhebberij en slaven. De Stem. 1938. blz. 3, v.v. |
Cronheim, P., Vijftig jaren Wagnervereeniging, Gedenkboek, Amsterdam. 1934. |
Dam, J.C. van, Voorzieningsfonds voor Kunstenaars. Tijdschrift van den Nederlandschen Werkloosheidsraad. 1937. blz. 171, v.v. |
Der Kinderen, A.J., De Rijks-Academie van Beeldende Kunsten. Gedenkboek. Amsterdam. 1908. |
| |
| |
Der Kinderen, A.J., Langs den ouden weg in nieuwe landen. De Gids. 1914, IV. blz. 305. |
Der Kinderen, A.J., Over den ‘Prix de Rome’. Mededeelingen van het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome. 1922. |
Destrée, J., Art et Socialisme. Bruxelles. 1896. |
Dokkum, J.D.C. van, De Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Amsterdam. 1918. |
Dokkum, J.D.C. van, Nederlandsche muziek in de negentiende eeuw. Amsterdam. z.j. |
Donker, A., De Episode van de vernieuwing onzer poëzie. Utrecht. 1929. |
Dramatische Kunst. Rapport der Rijkscommissie voor de -. 's-Gravenhage. 1919. |
Frederiks, J.W., Monumentenrecht. Leiden. 1912. |
Fruin, R., Het karakter van het Nederlandsche Volk. 1871. Verspreide Geschriften, I. 's-Gravenhage. 1900. |
Fruin, R., De Nederlanders der zeventiende eeuw, door Engelschen geschetst. Verspreide Geschriften, IV. |
Gehrels, W., Muziek in Opvoeding en Onderwijs. Groningen. 1930. |
Gelder, H.E. van, Kunstbemoeiing der gemeentelijke overheid. Gemeentebestuur. 1922. blz. 219, v.v. |
Gelder, H.E. van, De cultureele beteekenis der musea. Socialistische Gids. 1927. blz. 381, v.v. |
Greshoff, J., Rebuten. 's-Gravenhage, 1936. |
Gemeenteblad Amsterdam. |
Gemeenteblad Rotterdam. |
Gemeentewet. Verslag van de Staatscommissie tot voorbereiding van de herziening der -. 's-Gravenhage. 1920. |
Handbook of the Netherlands and overseas territories. Published by the Economic Section of the Ministry of Foreign Affairs. The Hague. 1931. |
Handelingen Tweede en Eerste Kamer. |
Havelaar, J., Kunst en Samenleving. De Toekomst der maatschappij. Amsterdam. 1917. |
Haverkorn van Rijzewijk, P., Het museum Boymans te Rotterdam. Rotterdam. 1909. |
Hofstede de Groot, C., Die Urkunden über Rembrandt. Den Haag. 1906. |
Huf, P., Het Manifest der Tooneelspelers. Volksontwikkeling. 1939. blz. 155, v.v. |
Huisman, G., Nouveaux rapports de l'art et de l'état. Europe. 1937. blz. 145, v.v. |
Huizinga, J., Van Instituut tot Akademie. Jaarboek der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. 1921-1922. |
Huizinga, J., Holländische Kultur des siebzehnten Jahrhunderts. Jena. 1933. |
Huizinga, J., Nederland's Geesteskenmerk. Leiden. 1935. |
Hurwicz, E., Die Seelen der Völker. Gotha. 1920. |
Israels, J., Spanje. Een reisverhaal. Den Haag, 1899. |
Jaurès, J., L'Art et la Vie. Pages choisies. Paris. 1919. |
Jonge van Ellemeet, M.J.I. de, De Woningbouwvereenigingen en de architectuur. Gedenkboek van den Nationalen Woningraad. Amsterdam. 1938. |
Kalf, J., De nood onzer monumenten. Verslag Monumentendag 1928. |
Kernkamp, G.W., Over de materialistische opvatting van de geschiedenis. Amsterdam. 1901. |
Kunstinstellingen. Rapport van de commissie, ingesteld om te adviseeren over de vraag of en op welke wijze subsidie zal worden verleend aan -. Gemeenteblad. Rotterdam. 1918. |
| |
| |
Kuyper, A., Het Calvinisme en de kunst. Amsterdam. 1888. |
Kuyper, A., Het Calvinisme. Zes Stone-lezingen. Vijfde Lezing: Het calvinisme. Amsterdam. 1898. |
Kuyper, A., Publiek Vermaak. Verzameling asterisken en artikelen. Amsterdam. z.j. |
Kuyper, A., Anti-revolutionaire Staatkunde. Kampen. 1917. |
Laski, H., The rise of European Liberalism. London. 1936. |
Lugt, F., Het redderen van den nationalen kunstboedel. Amsterdam. 1918. |
Mandele, K.E. van der, Het Liberalisme in Nederland. Arnhem. 1933. |
Marius, G.H., De Hollandsche Schilderkunst in de negentiende eeuw. 's-Gravenhage. 1903. |
Mees-Verwey, M., De betekenis van Johannes van Vloten. Santpoort. 1928. |
Mengelberg, R., Holland als kulturelle Einheit. Baden-Baden. 1928. |
Mengelberg, R., Vijftig jaar Concertgebouw. Gedenkboek. Amsterdam. 1938. |
Meijer, J. de, De welstandsbepaling. Verslag Monumentendag 1932. |
Moes, E.W. en Van Biema, E., De Nationale Konst-Gallery en het Koninklijk Museum. Amsterdam. 1909. |
Monumentenbescherming. Rapport over de - door middel van gemeentelijke verordeningen. Gemeentebestuur. 1929. |
Monumentenbescherming, Wettelijke -. Adviezen en voorstellen aan en van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond. 1910. |
Morren, H.J., Het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars. Tijdschrift van den Nederlandschen Werkloosheidsraad. 1937. blz. 219, v.v. |
Musea, Over hervorming en beheer onzer. Rapport uitgegeven door den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond. 1918. |
Musea. Statistiek der -. 's Gravenhage. 1938. |
Musea, De Nederlandsche. 's-Gravenhage. 1938. |
Museumwezen. Rapport der Rijkscommissie van advies inzake reorganisatie van het - hier te lande. 's-Gravenhage. 1921. |
Mussen, Die - als Volksbildungsstätten. Berlin. 1904. |
Muysken, C., Bouw- en beeldhouwkunst. Een Halve Eeuw. Amsterdam. 1898. |
Noteboom, J.W., ‘Goede Zeden’. Nederlandsch Bestuursrecht. Alphen aan den Rijn. 1932. |
Offerhaus, J., De wet op de Personeele Belasting. Zwolle. 1925. |
Oppenheim, J., Het Nederlandsch Gemeenterecht. Vijfde druk. Haarlem. 1928. |
Polak, H., Het Kleine Land en zijn Groote Schoonheid. Amsterdam. 1929. |
Pot, C.W. van der, Overheidsbemoeiing met den stedebouw. Gemeentebestuur. 1930. blz. 489, v.v. |
Rapport van de commissie tot het instellen van een onderzoek op welke wijze te Amsterdam de toestand van het tooneel kan worden verbeterd en op welke wijze de gemeente hiertoe kan bijdragen. Amsterdam. 1937. |
Robbers, H., De nieuwe kunstenaar. De Nieuwe Gids. 1915, I, blz. 401, v.v. |
Roland Holst, H., Kapitaal en Arbeid in Nederland. Vierde druk. Rotterdam. 1932. |
Roland Holst, R.N., Over kunst en kunstenaars. Amsterdam. 1923. |
Rössing, J.H., De Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel. Amsterdam. 1916. |
Schaepman, H.J.A.M., De kunst en de maatschappij. Gent. 1891. |
Steinmetz, S.R., Die Niederlande. Berlin. 1930. |
Steur, A.J. van der, De Woningwet en de architectuur. Gedenkboek Woningwet. Amsterdam. 1926. |
Stuers, V. de, Holland op zijn smalst. De Gids. 1873, IV. blz. 320, v.v. |
| |
| |
Stuers, V. de, Iteretur decoctum. De Gids. 1874, III. blz. 314, v.v. |
Stuers, V. de, Da Capo. 's-Gravenhage. 1875. |
Stuers, V. de, Het Levenswerk van - herdacht door zijne vrienden. Utrecht. 1913. |
Symphonie-orkesten, Nooden van de -, Uitgave van den Nederlandschen Toonkunstenaarsbond. Den Haag. 1938. |
Tijdschrift Het Nederlandsche Toneel. 1880. |
Vereeniging Rembrandt. Gedenkboeken 1923 en 1933. |
Verslagen omtrent 's Rijks verzamelingen van Geschiedenis en Kunst. 's-Gravenhage. |
Verkade, W., Overzicht der staatkundige denkbeelden van Thorbecke. Arnhem. 1935. |
Verloren van Themaat, P., De ontwikkeling van den kunstzin van het volk en de kunstnijverheid. 1885. |
Vissering, S., Handboek van Praktische Staathuishoudkunde. Amsterdam. 1860. |
Vlugt, W. van der, De Geestelijke Wetenschappen. Een Halve Eeuw. Amsterdam. 1898. |
Weede, W.M. van, Rapport over de kunst in België, aan de Nederlandsche regering uitgebracht. 's-Gravenhage, 1881. |
Westhreene, Th. van, Een woord over kunst en kunstbescherming in Nederland. 's-Gravenhage. 1854. |
Worp, J.A., Geschiedenis van den Amsterdamschen Schouwburg. Amsterdam. 1920. |
Wijbrandts, C.N., Het Amsterdamsche Tooneel van 1617-1772. Utrecht. 1873. |
|
|