Beschaving. Deel 1
(1903)– Boeka– Auteursrecht onbekend
[pagina I]
| ||||||||||||||||
Een woord vooraf.Antwoord van den schrijver van ‘Pàh Troeno’.Bij de bespreking van ‘Pàh Troeno’ is van zekere zijde, welke overigens het nut der in dat boek aanbevolen hervormingen beaamde, gewaagd van: ‘het peperduur program van Boeka’. Daar dit de eenige tegenwerping is, welke den schrijver ter kennis kwam, wil hij die hier beantwoorden. Van al de door hem bepleite hervormingen is alleen de oprichting van een plattelandspolitie bepaald kostbaar, al de overige kosten niets of vereischen een betrekkelijk geringe uitgaaf dan wel winnen eensdeels uit, wat zij andersdeels vorderen. De uitgaaf voor die politie werd ruw geschat op 7½ millioen per jaar en daarmede heeft de schrijver wellicht aanleiding gegeven tot een misverstand, dat hij hier zal trachten op te helderen. Bij die raming werd reeds dadelijk gewezen op de waarschijnlijkheid, dat een groot aantal onderdistrikten het zou kunnen stellen met de helft van het begroote aantal politiebeambten. Werkelijk schijnt voor de helft van de onderdistrikten volstaan te kunnen worden met tien oppassers onder één mantri, inplaats van de begroote twintig onder | ||||||||||||||||
[pagina II]
| ||||||||||||||||
twee mantries, terwijl bovendien een belangrijk aantal politieposten afvallen van de aangenomen veertienhonderd, doordat de groote en kleine steden niet voor een plattelandspolitie in aanmerking komen. Door een en ander wordt de benoodigde som stellig teruggebracht op om en bij 5 millioen. Hieraan komen in mindering de bedragen thans besteed voor de bewaking van Gouvernementskoffie, Gouvernements-bosschen en Gouvernements-opiumregie, want alleen zoolang op het platteland de politie geheel onvoldoende is, bestaat aanleiding om Gouvernementseigendom afzonderlijk te doen bewaken. Verder worden de uitgaven overbodig voor het bezetten der wachthuizen ter vervanging van de afgeschafte heerendiensten. Voor deze doeleinden werd op de begrooting voor 1903 uitgetrokken:
Bovendien maakt de oprichting der politie op een groot aantal onderdistrikthoofdplaatsen de tegenwoordige politieoppassers overbodig, waardoor minstens een duizendtal dier beambten vervallen, hetgeen bij een traktement van f 150 per jaar een bedrag van ongeveer 150.000 gulden vertegenwoordigt. Bovenstaand totaal wordt dan ± 1.600.000 gulden. Aannemend dat hiervan 350.000 gulden noodig blijven voor spionnen, wachthuisbezetting in de steden enz., dan blijft als bate een som van 1¼ millioen, zoodat eene plattelandspolitie | ||||||||||||||||
[pagina III]
| ||||||||||||||||
op den voet als in ‘Pah Troeno’ aangegeven, van de schatkist eene jaarlijksche opoffering zou vergen van omstreeks 3¾ millioen gulden. Is die som te groot wanneer daarvoor veiligheid van have en goed verzekerd wordt aan den rustigen landbouwer? Zonder zich hier te verdiepen in ‘eereschuld’ en ‘bemiddelingsvoorstellen’ zij het ondergeteekende vergund er op te wijzen welk een schoone daad het zou zijn van Holland als het Java een goede politie bezorgde, hetzij dan door betaling van honderd millioen of door kwijtschelding van de rentepost, hetzij door andere onbaatzuchtige finantieele hulp. Moeilijk zou een beter middel gevonden kunnen worden om den kleinen man te overtuigen dat Holland tot inkeer is gekomen en de koloniale politiek de etische koers heeft ingeslagen; over geheel Java tot in het kleinste gehucht zou dit dan niet slechts verteld, maar ook gevoeld worden. Het is waar, de invoering eener degelijke plattelandspolitie zal de belastingen niet doen stijgen, die zijn daartoe reeds te hoog opgeschroefd, ook zal ze geen andere baten in de schatkist brengen, maar al is ze niet produktief en al maakt ze niet zooveel eclat in het buitenland als een groot waterwerk of uitgestrekte spooraanleg, ze zal daarentegen een ongekende bescherming verleenen in tienduizenden dessa's en ze zal millioenen inlanders doen herademen na een jarenlang zuchten onder boevenwillekeur, vooral wanneer ook de rechtspraak verbeterd wordt. Verder zal ze voor het eerst een gevoel van rust en zekerheid schenken aan den Javaanschen dessaman, dat is aan dengeen, die uitgemergeld werd om Holland de batige sloten te doen toevloeien. Wat helpen irrigatie, credietbanken en alle andere verbeteringen, zoolang het geboefte oppermachtig heerscht in de dessa en daardoor niemand een oogenblik zeker is van zijn bezit: van zijn buffels, van zijn oogst, van zijn kleeding en huisraad? | ||||||||||||||||
[pagina IV]
| ||||||||||||||||
Nooit kan welvaart heerschen in een land waar rooverijen en brandschattingen aan de orde zijn van dag en nacht! Wil Holland niet bijspringen dan blijft voor de dekking der kosten gehandhaafd, hetgeen daarover gezegd werd in ‘Pàh Troeno’. Nu geld vereischt wordt voor hervormingen ten bate van den inlander en deze geen zwaardere belasting kan opbrengen, is de tijd gekomen de belastingen te verhoogen der Vreemde Oosterlingen, die jarenlang ongestoord de bevolking exploiteerden. Wordt daarbij de weg ingeslagen, in datzelfde boek aangegeven, dan zal tevens het binnenland langzamerhand bevrijd geraken van die ongewenschte elementen. In ieder geval dient verbetering van de veiligheid, en in verband daarmede van de rechtspraak, aan alle andere maatregelen voor het welzijn van den Javaan vooraf te gaan.
In de Juli-aflevering van het Tijdschrift voor Binnenlandsch Bestuur, Deel XXIII, verscheen een artikel over landbouwcrediet van de hand van den heer P.J.F. van Heutsz. Aan het slot van dat artikel plaatst de schrijver een noot, waarin hij een gissing doet naar den persoon achter het pseudoniem Boeka verborgen. Om velerlei redenen moet de ondergeteekende daarop voorloopig het antwoord schuldig blijven, maar gaarne wilde hij zich hier eene enkele opmerking veroorloven aangaande de zaak, die den heer Van Heutsz zoozeer ter harte gaat en welke ook de aandacht der Regeering reeds heeft getrokken. Geheel eens is hij het met de uitspraak in voornoemd artikel op bldz. 69, dat instellingen op den voet der Raiffeisensche volksbanken het meest geschikt zullen zijn, in ‘Pàh Troeno’ (bldz. 350) gaf hij hetzelfde als zijne meening te kennen, maar wat hij daaraan toevoegde, zij hier herhaald: in de eerste toekomst zijn ze totaal onbruikbaar. Daarvoor bestaan drie redenen. Eerstens moet de inlander, om coöperatieve ondersteu- | ||||||||||||||||
[pagina V]
| ||||||||||||||||
ningsfondsen te vormen en in stand te houden, over de noodige gelden beschikken en die ontbreken hem en zullen hem blijven ontbreken, zoolang hij, ongerekend de woekeraars, nog slachtoffer is van knevelarij onder velerlei vorm, van rooverijen en van drukkende heerendiensten, dessadiensten, Gouvernements-koffiedwang en andere gedwongen diensten. Tweedens worden in de dessa de elementen gemist, dien men het beheer van zulke coöperaties zou kunnen opdragen. De huidige fraude's met door loerahs geïnde belastinggelden, dikwijls handig verborgen door afzetterijen, zooals b.v. het twee maal achtereen opvorderen van dezelfde belasting, ook de knoeierijen, welke voorkwamen, waar met coöperatie in den vorm van dessaloemboengs de proef genomen werd, toonen voldoende aan hoe hopeloos verward de toestand dier coöperatieve credietinstellingen weldra zou wezen. Zelfs een toezicht door de assistent-wedono's uit te oefenen, zou daar weinig verbetering in brengen, ieder kenner van het binnenland zal dit toegeven. Derdens heerscht in de dessa te weinig orde en rust. Willekeur en dwingelandij voeren er heerschappij, de onbeschaamdsten, zij, die het snelst hun toevlucht nemen tot brandstichting en dergelijke wraakmiddelen, schrijven de wet voor, niet de besten of arbeidzaamsten. Deze anarchie zou niet nalaten duchtig zijn invloed te doen gelden bij het beheer van de coöperatieve credietinstellingen en het slot zou zijn, dat deze een nieuw middel werden voor de gevreesden in de dessa om zich ten koste van de minder gewetenlooze inwoners duchtig te bevoordeelen. Dit te voorkomen is onmogelijk, zoolang in de dessa geweld gaat boven recht, want zelfs klachten zouden uitblijven louter uit vrees voor wraak, juist zooals thans in den regel geen klacht vernomen wordt, al wordt in de dessa het gruwelijkst onrecht gepleegd. Toch is wel veel aan te voeren voor het spoedig verschaffen van een goed landbouwcrediet, maar dan zal daartoe | ||||||||||||||||
[pagina VI]
| ||||||||||||||||
in een anderen koers gestevend moeten worden. Wil men dan tevens voldoende rekening houden met de vele eigenaardige toestanden en bezwaren (zie o.a. ‘Pàh Troeno’ bldz. 341-349) zoo is slechts één oplossing mogelijk en zal het Gouvernement niet alleen de pandhuizen, maar ook de een nabijkomend doel beoogende credietbanken in eigen beheer moeten nemen.
Ten slotte past hier den ondergeteekende een woord van dank aan de velen, die zijn streven steunden ook door te bevestigen, dat in ‘Pàh Troeno’ de verschillende toestanden der waarheid getrouw werden weergegeven. | ||||||||||||||||
Inleiding van ‘Beschaving’.Ter inleiding van het hierachter volgend boek een enkel woord slechts. Bij de lezing van dit verhaal zal enkelen misschien de uitroep ontsnappen: Al weder zooveel onveiligheid! De schrijver echter kon geen veiligheid schilderen, die niet bestaat. Op het oogenblik is de verbetering van verschillende misstanden, waarop ook in ‘Een Koffieopziener’ en in ‘Pàh Troeno’ gewezen werd, in voorbereiding bij de Regeering, doch elk blijk ontbreekt, dat de schandelijke onveiligheidstoestanden in de dessa eindelijk de aandacht hebben getrokken. Den 28sten Augustus 1871, dus een halve menschenleeftijd geleden, werd een commissie benoemd voor de reorganisatie van de politie, zoodat de berg beschreven papier een aardige proportie kan hebben bereikt, maar de dessaman blijft overgeleverd aan dieven en roovers. Is men in gezaghebbende kringen van dien staat van zaken te weinig op de hoogte? Meent men dat Boeka ten dien opzichte overdrijft? | ||||||||||||||||
[pagina VII]
| ||||||||||||||||
Laat dan ieder, die tusschen dessa's woont of bij ondervinding weet, hoeveel ellende door die onzekere veiligheidstoestand wordt veroorzaakt, onverschillig of hij gewoon is de pen of het woord te voeren, zooveel in zijn vermogen is, bijdragen om die misstanden bekend te doen worden, opdat ons bestuur over Java eindelijk voldoen zal aan den eersten plicht een regeering opgelegd: het scheppen en handhaven van orde en rust. Ook ‘Beschaving’ is hoofdzakelijk geschreven voor hen, die iets meer willen weten van het binnenland van Java en van karakter en denkwijze van den Javaan. Aan het einde vindt de lezer een overzicht van de tendenz en daar de serie ‘Uit Java's Binnenland’, aangevangen met ‘Een Koffieopziener’, vervolgd met ‘Pàh Troeno’, nu met ‘Beschaving’ gesloten wordt, zijn daarbij tevens afgedrukt een overzicht getrokken uit het eerste boek, waarin oorspronkelijk geen overzicht voorkwam, alsmede het overzicht uit ‘Pàh Troeno’. Ter voorkoming van misverstand wenscht ondergeteekende hier nog uitdrukkelijk te verklaren, dat men hem niet moet beschouwen als gekant tegen partikuliere industrie, slechts wenscht hij een gezonden grondslag, waarop de industrie zich kan ontwikkelen en uitbreiden tot heil van land en volk. Moge in het algemeen ‘Beschaving’ er toe bijdragen den Javaan beter te doen leeren kennen en zijn lot te verbeteren.
De Schrijver. November 1902.
Een verklaring van de vreemde woorden wordt achter in het boek gevonden. |
|