12 Juli.
Vader is op het slot ontboden.
Dr. Friedrich had een schrijven van den Vrijheer ontvangen; hij treedt af als zaakgelastigde en zal Vader het bestuur overgeven. Tegelijkertijd overhandigde hij Vader zijne aanstelling.
‘Neem niet aan; weiger, Vader. - Gij zoudt recht spreken en bevelen over Sturmfels, in naam van Bodo, die geen recht heeft; gij zoudt tijd en krachten geven aan hem, die Wolfram's ongeluk heeft gewild!’
Bodo had dat gewild. Niemand kon mij dit uit het hoofd praten. Wel was Bodo, zoodra hij van de veroordeeling had gehoord, naar Munster gerend om den Stadhouder tot zachter straf te bewegen; wel had hij daarna om gratie bij den Koning aangehouden; maar voordat de slag gevallen was, had hij geweigerd zijn invloed te doen gelden: hij had lijdzaam toegezien. Eerst toen het te laat was, was hij opgeschrikt en had den wanhopige gespeeld, - bah!
‘Als zaakgelastigde en vertegenwoordiger van den Vrijheer moet ik op het slot wonen,’ ging Vader tot Moeder gewend voort; ‘in mijne aanstelling wordt daarvan ook uitdrukkelijk gewag gemaakt. Mijne betrekking zal dus niet van korten duur zijn. De Vrijheeren van Sturmfels hebben altijd op hunne bezittingen gewoond; ik had niet gedacht, dat Jonker Bodo daarop eene uitzondering zou maken.’
Had ik goed verstaan: zou Bodo niet terugkomen?
‘Vermoedelijk in langen tijd niet,’ antwoordde Vader met een bezorgden blik naar Moeder.