‘Gij natuurlijk; gij zijt de sterkste en vlugste en kunt het best zwemmen.’
‘En als wij even sterk waren?’
‘Beiden tegelijk of - ja, gij zoudt het hem afwinnen, omdat gij altijd naar den eersten indruk handelt.’
‘Ik zou Wolfram vóor zijn, Margreet; geloof dat vrij. Ik zou iedereen vóor zijn.’
‘Gij zoudt beiden helpen, ieder op zijne wijze,’ hield ik vol, en ik dacht daarbij: Bodo zou toeschieten omdat ik Margreet ben; Wolfram zou helpen onverschillig wie, omdat er hulp noodig was. - Wolfram's hulp stond hooger, maar ik had er niet het rechte gevoel voor op dat oogenblik.
‘Je luistert niet en zijt zoo verstrooid, Margreet.’
‘Ik luister en ben niet verstrooid,’ verzekerde ik.
‘Onze vriendschap is de oudste. Wij waren kameraden voordat Wolfram kwam. Ik heb de oudste rechten, vergeet dat niet, als ik weg zal zijn.’
‘Oudste rechten!’ - Bodo's woorden hadden mij in eens in vroeger tijd verplaatst. Hij is nog niet veel veranderd en wil gaarne de eerste zijn.
‘De eerste?’ barstte hij uit; ‘de eerste in dit geval? Wel, wat is natuurlijker! Ik weet, dat ik je meer zal missen dan hij. - Ik kan je niet missen, Margreet! Je bent zoo geheel anders dan anderen; ik heb altijd behoefte om je alles te vertellen. Vader, noch Moeder, noch Wolfram geven mij, wat jij me geeft. Ik gevoel mij heel anders als ik bij je ben.... het is alsof ik mijzelf beter versta.’
‘Maar, mijn hemel, Jonker Bodo, ik heb je de vriendschap niet opgezegd! Ik ben alleen tegen de grootste rechten opgekomen. Je eischt altijd meer.’
‘Altijd meer? - Enkel in dit geval. - Nog eens: ik heb de oudste rechten. - Stel, dat wij drieën tot een groot gezin behoorden. Welnu, dan zijn er bijna altijd een paar broeders of zusters, die zich inniger bij elkaar aansluiten. Zoo wil ik het. - Daarom wordt je Wolfram niet ontrouw,’ eindigde hij ongeduldig.
‘Gekheid, - en ik doe het ook niet!’
Bodo sprak geen woord meer.
Eindelijk waren wij bij huis.
Maar voordat wij het hek indraaiden, rolde ons het rijtuig van de Vrijvrouwe voorbij. De snuivende paarden hielden een oogenblik naast ons stil. Het portier werd neergelaten.
‘Wat is dàt voor een vertooning, Bodo? - Laat het meisje onmiddellijk afstijgen en rijd naar huis.’