Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Waar ik ga of sta. Waar ik ga of sta, Lig in slaap gebogen, Vèr ben uitgevlogen, Volgen mij twee oogen, Teedere oogen na. Zooals golfjes kabblen In een lentenoen, Teeder-vroolijk babblen Met het jonge groen; Ruischen, ruischen, ruischen, En in wedloopspel Mee in 't hart gaat bruisen Wondre liedrenwel; Zooals bloemen bloeien In de zoele lucht, 't Kelkje doen ontvloeien Zoete aromenvlucht; [pagina 194] [p. 194] Luiden, luiden, luiden, Met haar tooverschel, Sprenklen geur-geluiden, Als vroegen ze: ‘Zié-je me wel?’ Zooals kinderlippen Uit den rozemond Lachend laten glippen, Wat jongzieltje verstond; Vragen, vragen, vragen Met hel-blij geluid, Of in bloemehagen 'n Lustig vogeltje fluit; Zooals sterren groeten Met hun toortsjes zacht, Strooien voor haar voeten Glans tot nacht weer lacht; Zingen, zingen, zingen.... Tintel-liedekens blij, In mijn harte dringen, Hemel waan nabij; [pagina 195] [p. 195] Ruischt, en juicht en fluit er Toovermelodij, Lente-liefde luidt er In en boven mij, Denk ik aan die oogen.... Waar ik ga of sta, Lig in slaap gebogen, Ver ben uitgevlogen, Volgen mij die oogen, Die twee oogen na. Vorige Volgende