Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Mijn jongske slaapt al zoo lang. Mijn jonkske slaapt al zoo lang In stillen killen hof; Mijn stem van roepen is dof, Mijn lippen verleerden hun zang. 's Nachts als ik slaap, slaat hij even Zijn vakerige oogjes open, Komt naar mij toegeloopen Om mij een kus te geven. Vlijt zijn hoofdje naast mij, Nestelt zich in mijn armen.... 'k Mag hem koestren en warmen - Mijn hart is zoo blij daarbij! 'k Hoor weer vroolijk gaan Door kamer en door gang Zijn drukken trippelgang... Voor 't speelgoed blijft hij staan. [pagina 151] [p. 151] De heele kamer wordt licht, De wanden klaren en wijken; De stralende sterren kijken Naar mijn jongske's lief gezicht. Dan wordt hij plotsling stil, Ziet op naar hunne pracht Of hij op antwoord wacht, Of zich bezinnen wil. O.... verder en verder gaan Zijn vluchtende voetjes!... Ik hoor ze!.... 'k Wil mee!... Maar de gouden toortsen Der sterren zijn uitgegaan! En 'k sta alleen in nacht, Huivrend, troostloos en dof, In stillen killen hof, Waar men mijn jongske bracht.... Vorige Volgende