- Weet gij 't nog, toen ik den laatsten keer hier was, hoe Mielke mij rondvoerde en den laatsten keer door een verschrikkelijke dondervlaag met mij naar de tram reed? Wij waren beiden slekkenat...
- Ja, - meende Eulalie, - toen kon hij naar huis komen, ander kleeren aandoen en droog gaan slapen. Maar nu...
- Eulalie, - zei ik, - ik heb dit jaar kunnen zien hoe goed uw man hier staat met Franschen en Belgen. Hij is overal gekend lijk kwâpenning. Iedereen spreekt van hem met lof: over zijn land, over zijn beesten, over zijn verstand van de boerderij.
- Er is toch zoo'n tjolen aan, - antwoordde ze. - Zie, ik moet nog eens beginnen voor de zwijnen. Het is nooit uit.
- En over jaar, - ging ik voort, - zag ik hoe populair Mielke overal was. Ge hadt gezegd dat het deel uitmaakte van elk huisgezin.
- Gij moet dat gezien hebben om het te kunnen gelooven, - bofte Serafien.
- Ik heb tijd en gelegenheid gehad om Mielke te leeren kennen, en ik ben blij ook.
- Ik ben ook blij, - loech Serafien, - dat gij mijn jongen zoo goed kent. Hij houdt veel van u.
- Ja, - wist Eulalie, - mijnheer de pastoor, hij houdt veel van u.
- Ik praatte gaarne met hem.
- En hij met u, - antwoordden ze beiden tegelijk.
- Het is een brave jongen, men kan er dwars door kijken.
* * *
Intusschen waren de Polakken opgestaan; een van de