Mevrouw Huyser was in druk gesprek met haar gasten, toen Greet binnen kwam stuiven.
‘Ik dank U duizendmaal voor die prachtige jurk.’ Moeder werd onder kussen bedolven.
‘Grootmoeder, weet u 't al, dat ik van moeder net zoo'n mooie zijden jurk gekregen heb, als die verleden jaar verbrand is?’
‘Ik hoop, dat je het nu waard zal zijn,’ zei grootmoeder ernstig.
‘Pas haar eens aan,’ verzocht juffrouw Horst.
‘Ja, dat doe ik.’
Toen Greet boven kwam, stonden de jongens haar jurk te bewonderen.
‘Greet,’ begon Jan, ‘wij hebben ook iets voor je, wat bij deze mooie jurk past. Dit is van mij.’
‘En dit van mij,’ riep Frans. Twee kleine pakjes rustten nu in Greets hand. Het eene bevatte een haarstrik, het andere een kettinkje.
‘Ons welkom-thuis,’ zei Jan trots.
‘Ik dank jullie wel en ik had nooit gedacht, dat jullie zooveel voor mij over hadden. Wat is 't heerlijk weer thuis te zijn.’
‘En nu noodigen we de dames uit tot een wandeling in deze schoone dreven,’ sprak Frans op komisch deftigen toon.
't Sprak van zelf, dat de beide dames met zeer veel genoegen de uitnoodiging aannamen.