het optreden in het midden onzer eeuw van de onvermoeide onderzoekers Gachard en Kervijn de Lettenhove in België, van Groen van Prinsterer, Bakhuizen van den Brink en Fruin ten onzent is een reusachtige menigte stukken uitgegeven, die de geschiedenis van dit tijdvak kunnen toelichten; bovendien ligt nog een zeer aanzienlijke menigte onuitgegeven oorkonden in de archieven binnen- en buitenslands verscholen. Zoo veel is verzameld, dat het misschien aanbeveling verdient om voorloopig met dit werk op te houden en liever te trachten het voorhandene te verwerken in verband met datgene, wat, naar men weet, nog verder in de archieven bewaard wordt. In het overzicht der bronnen, dat aan het einde van het deel is opgenomen, zal getracht worden ten minste het reeds uitgegevene onder zekere rubrieken kortelijk samen te vatten.
Weinig minder omvangrijk is ook de literatuur over dit tijdvak geworden. Bepaalde men zich in de 17de eeuw in hoofdzaak tot het drukken of herdrukken van de geschriften der tijdgenooten van den grooten oorlog en hield men zich voornamelijk aan wat Bor en Van Meteren, Hooft en De Groot, Aitzema en Baudartius hadden verhaald van den heldenstrijd der vaderen, Jan Wagenaar's compilatie van het midden der 18de deed de oude schrijvers op den achtergrond treden. Eerst de kritiek onzer dagen liet hen weder in het volle licht komen.
Algemeene belangstelling wekte in breeden kring Schiller's geestdriftvolle lofzang op den nederlandschen vrijheidskrijg; nog meer Motley's aangrijpende schildering van zoo menig schoon tafereel uit het ‘pleit tusschen dwang en vrijheid’. Maar de werken dezer groote kunstenaars van het woord sleepten de lezers meer mede dan dat zij dezen overtuigden van de juistheid hunner voorstellingswijze. Gezonde kritiek, steunend op veelomvattende kennis der bronnen, kwam in het midden der eeuw met Bakhuizen van den Brink aan het woord; zijn Studiën en Schetsen, maar vooral Fruin's Tien Jaren toonen op meesterlijke wijze aan, hoe scherp oordeel, ruime opvatting en schoone vorm kunnen samengaan. Velen volgden in de tweede helft onzer eeuw het gegeven voorbeeld: Arend, Van Rees, Brill, Van Vloten, Wijnne, P.L. Muller, van katholieke zijde Kervijn de Lettenhove, Nuyens, tal van anderen na hen lichtten grootere of kleinere deelen van het tijdvak in meer of minder breed opgezette werken en artikelen toe. Op de beschouwingen voornamelijk uit een protestantsch standpunt, die tot in de tweede helft dezer eeuw de overhand hadden, volgden die, uitgaande van de katholieke beginselen. Een hevige strijd werd tusschen de voorstanders der beide groote kerkelijke partijen gevoerd - een strijd, waaruit de historische waarheid allengs zuiverder te voorschijn treedt. Vooral Fruin's meesterlijke artikelen in De Gids, de Bijdragen en elders gaven het voorbeeld van wetenschappelijke waardeering van gevoelens en meeningen van allerlei richting.
Zoo wies ook de literatuur over den Tachtigjarigen Oorlog op reusachtige wijze.
Hij, die thans de geschiedenis van het nederlandsche volk in dit tijdperk wil beschrijven, heeft derhalve niet, zooals voor vroegere tijdperken, bij zijn arbeid te klagen over gebrek aan bronnen noch over gebrek aan voorgangers. Integendeel doet zich hier de zwarigheid voor, dat het moeie-