vooral ik bij het samenstellen van dit werk groote verplichting heb gehad. Vooreerst tot mijn' waarden vriend en ambtgenoot Prof. Dr. J.S. Speijer alhier, die mijne drukproeven nog eens nazag, mij verblijdde met menige nuttige opmerking en mijn litterarisch geweten herhaaldelijk wakker schudde, waar het bleek geslapen te hebben; in de tweede, maar niet de laatste plaats aan de hand, die, door ‘oprechte trouw’ bezield, mij het tijdroovende en vervelende werk van het maken van een register bespaarde en zoodoende deel had aan dit gelijk aan zoo menig ander werk mijns levens ‘in lief en leed’.
Groningen, 14 Maart 1892.
P.J. BLOK.
Het tweede deel van dit werk, dat ik hun, die belangstellen in de geschiedenis van het nederlandsche volk, thans aanbied, is omvangrijker geworden dan ik mij oorspronkelijk had voorgesteld. Oorzaak van dezen aanmerkelijk grooteren omvang was de mij meer en meer gebleken wenschelijkheid van een uitvoerige beschrijving, vooreerst der redenen, die tot den snellen voortgang der bourgondische macht in de Nederlanden leidden, ten tweede der organisatie van de bourgondische monarchie zelve in de dagen van Karel V en Philips II. Wat het eerste betreft, een uitvoerige beschrijving der geschiedenis van de oplossing der kleine leenstaten in de steeds grootere monarchie Bourgondië kan meer dan iets anders bijdragen tot de juiste waardeering van de groote beteekenis dier oplossing voor de geschiedenis van het nederlandsche volk; zij was een geluk voor de bewoners der geërfde of geannexeerde gewesten, zooals uit het verhaal der gebeurtenissen zelf overvloedig kan bewezen worden. De vereeniging onder het huis van Bourgondië herstelde bovendien den samenhang dezer gewesten, die lang te voren door de oprichting van het hertogdom Neder-Lotharingen was aangewezen, en de bewerkers der vereeniging waren zich blijkens hunne herhaalde verklaringen dit teruggrijpen naar de dagen van het genoemde hertogdom ook wel bewust. In de tweede plaats is de organisatie der gansche maatschappij in de Nederlanden in het bourgondische tijdvak voor die tijdens de Republiek, uit het bourgondische Rijk ontstaan, zoo belangrijk, dat een uitvoerige beschouwing hier alleszins noodzakelijk bleek tot beter verstand van wat in de volgende deelen verhaald zal worden.
Ook dit deel leverde eigenaardige bezwaren op voor een geregeld samenhangend verhaal. Ditmaal had de schrijver minder te kampen met een bijna volslagen gebrek aan of ten minste groote onvolledigheid van gegevens, zooals bij verschillende hoofdstukken van het eerste deel het geval was: voor de 14de, 15de en 16de eeuw hebben wij over het geheel dienaangaande niet te klagen, vooral niet voor het laatste gedeelte. De groote moeilijkheid was hier vooral gelegen in de vele punten van overeenkomst zoowel als van verschil van ontwikkeling op staatkundig en maatschappelijk gebied in de nederlandsche gewesten der 14de en 15de eeuw. Het best scheen den schrijver deze moeilijkheid opgelost te kunnen worden door voor de 14de en 15de eeuw de politieke geschiedenis der verschillende staten