Duiven
Een van de dingen waarop het christendom niet trots hoeft te zijn is de
verheffing, om niet te zeggen de ophemeling, van de duif tot
een bijzonder soort beest.
Jaren geleden heeft de onvolprezen Amerikaanse tekenaar en auteur James Thurber
daar al-een pamflet over geschreven dat volstrekt afdoende leek. Ik geloof dat
het anderhalve bladzijde druks besloeg. Je moet wel zéér de pest aan iets
hebben, wil je je de moeite getroosten om je afkeer samen te vatten in zo weinig
woorden. Als duiven konden lezen en ook maar een grein eergevoel onder hun veren
hadden, zouden ze er uit zelfrespect toen al vrijwillig een eind aan gemaakt
hebben. Maar ze hebben niets onder hun vlerken, en ze kunnen niet lezen.
Wat kunnen duiven eigenlijk wel?
Oude gebouwen volschijten. Koeren. Hippen. Een buitengewoon vileine, jeukerige
schurft veroorzaken. Vreten. En zich voortplanten.
In het begin van de zestiger jaren heeft De Gaulle, ik meen op aandrang van de in
z'n jeugd revolutionaire en later op een andere manier vroom en geëxalteerd
geworden minister Malraux, enige miljoenen geïnvesteerd in het schoonkrabben van
Parijse gevels. De Opera, het Louvre, de paleizen van Concorde, de halve
boulevard St. Germain - binnen een jaar tijd had hij ze inderdaad weer bijna zo
wit gekregen als ze behoorden te zijn. Maar kijk nu eens. De Gaulle dood,
Malraux is weg - maar de duivestront zit al weer muurvast gekoekt op alle barok
en gothiek en neo-klassiek waaraan de hoofdstad van Frankrijk zo veel
verschuldigd is.
Schaamteloze dieren.
De onlangs in grote welstand overleden schilder Picasso ontwierp vlak na de
tweede wereldoorlog een ontkerstende vredesduif ten gerieve van het
internationale communisme. Bij geen duif is 't ooit opgekomen te denken: we
koeren en poepen nu twintig eeuwen als