al meer dan een millioen kilometer achter den rug heeft, een dieperen indruk maken dan de lange, overdreven lofuitingen, die de brave mister Hegwood dien avond aan den rand van de Syrische woestijn aan het adres van de K.L.M. heeft uitgesproken.
Zelfs de luidruchtige Australiër is er stil van geworden en knikt peinzend.
Maar het ligt niet in zijn natuur, zich lang aan een dergelijke stemming over te geven.
Hij presenteert sigaren, steekt er zelf ook een op en wendt zich dan tot den piloot.
‘En captain, vertelt U me eens, wanneer gaat U weer naar het verre Oosten?’
Maar de ander glimlacht raadselachtig en zegt met een blik op zijn jonge vrouw:
‘Voorloopig niet, mister Hegwood.’
Deze begrijpt er niets van.
‘Voorloopig niet?’ herhaalt hij ongeloovig. ‘Daar meent U toch zeker niets van?’
‘Nou, en of!’
De millionnair maakt een hulpeloos gebaar met de handen en zegt ten slotte:
‘U wilt toch niet beweren, mijnheer, dat U van plan bent, den dienst te verlaten?’
‘Geen sprake van,’ luidt het opgeruimde antwoord van den piloot. ‘Morgenavond ga ik weer de lucht in en wel over Madera, Cuba, Haïti en Trinidad naar onze Westelijke koloniën. Dan blijf ik vier dagen in Paramaribo, want daar wonen mijn schoonouders. Het zal U dan ook wel duidelijk zijn, dat mijn vrouw mij op deze vlucht vergezelt.’