Het lieve boek

waarin men vindt beschreven, en afgebeeld naar 't leven, met fraai gekleurde plaatjes, al wat de kleine maatjes, kan leeren en vermaken, met honderd andre zaken

[p. 10]

3
De middag.
het eten.

Ha ha! onze kindertjes gaan aan het eten;
Maar zien wij eens gaauw of er niets is vergeten:

Een schotel en bord, een terrien en een pan,

Vork, lepel en mes, met een beker en kan,

Een zoutvaatjen ook staat er links in den hoek,

Maar 't oliestel zie 'k niet, hoe of ik ook zoek.

De dienstmaagd verschijnt met een kom in haar hand,

En poes zit te kijken met al haar verstand.

Zou ze ook van de lekkere spijzen wat krijgen? -
Wel zeker - maar stil! laat ons eventjes zwijgen:

De knaap en het meisje doen zaam hun gebed -

Wat bidden zij? - 'k Heb het hieronder gezet.

Voor het eten.

Schenk, Heer, uw zegen aan dees spijzen,
En leer ons U, den Gever, prijzen.

Na het eten.

Gij gaaft ons, Heere, spijs en drank,
Heb daarvoor, Heere, lof en dank.

[p. 11]